Vooraleer ik mijn huisartsenpraktijk kon beginnen, moest ik een heleboel stages doorlopen. Eén stage zal ik niet gauw vergeten. In groen kostuum, met wit papieren hoofddeksel en masker: griezelig en grappig ...soms...was ik een "groentje", een stagiaire op chirurgie.
Mijn eerste stagedag op chirurgie zat erop en
het beloofde boeiend te worden! Het was 21 uur. De oude lift bracht mij naar de
derde verdieping van het ziekenhuis. Na een ouderwets "kling" geluid,
draaide ik het roestige, ijzeren hek open en liep naar rechts zoals de
verpleegster mij had uitgelegd. Het
kamertje voor de inslapende stagiairs bevond zich helemaal op het einde van de gang. Deze verdieping was namelijk niet meer in
gebruik. De nonnetjes die vroeger het hospitaal runden sliepen er destijds. Ik
liep een beetje op de tast door de smalle duistere gang. Enkele kleine
waaklichtjes tegen de grond lieten een zwak schijnsel achter op de muren. Aan
beide zijden waren een vijftal deuren die je moest passeren eer je aan je logeerplek
kwam. Binnen stonden twee ijzeren bedden met tussenin een kleine lavabo. Uit de
kraan kwam alleen ijskoud water. In de hoek zag ik een ijzeren kast, waarvan de
deuren pijnlijk krasten als je ze opendeed. Er lag dan ook niets in. Een viersterrenhotel had ik natuurlijk niet
verwacht, maar zo’n akelige, eenzame plek, Brr!
Gezien ik niet de dochter was van één of
andere professor, en ook geen mensen kende met een lange arm die voor mij een
woordje konden voorspreken, was ik natuurlijk in een klein, tweederangs ziekenhuis geparkeerd en niet in het meest
gegeerde centrum van de provincie. Toch werd deze stage een unieke kans om ervaring op te doen. Hier, op de dienst
heelkunde en op de spoed, ging het niet om "van buiten blokken" maar
om echte, praktische handvaardigheden te
verwerven: bloed prikken, intramusculaire
inspuitingen geven, wondes hechten, diepe splinters verwijderen, ingegroeide
nagels behandelen... allerlei kleine ingrepen die je als huisarts courant moet
doen en liefst wat handigheid in hebt.
Een groot
voordeel voor mij was mijn tweetaligheid. Gezien mijn collega stagiair
bijna geen Nederlands kende, en het aantal Vlaamstalige patiënten toch wel
aanzienlijk was in dit ziekenhuis, kwam ik noodgedwongen meer aan de bak.
Anderzijds was Frans de voertaal en ik moest het maar verstaan.
De
hoofdverpleegster had alle touwtjes in handen. Zelfs de beide chirurgen schikten zich naar haar orders. Zij bepaalde
de volgorde van de operaties, ze bereidde de operatiezaal voor, ze was de
instrumentiste aan de operatietafel, ze regelde de opnames en de vertrekken van
de patiënten. Deze "commandant majoor" leerde me enorm veel: over
steriel werken, over operatie instrumenten, over "hoe een operatie assisteren"... "Vous pouvez fermer"
beval ze na de appendicectomie. De patiënt sliep toch en onder het toekijkende
oog van de "infirmière chef" mocht ik de operatiewonde sluiten. Zo
gebeurde het meer en meer. Na een tijdje verliet zij samen met
de chirurg zelfs de tafel en kon ik de operatie afwerken. Zalig gevoel!
Op de
consultaties mocht ik de intramusculaire inspuitingen geven. Bijvoorbeeld
vitamine B 12 bij een maagpatiënt. Mijn
eerste spuit vergeet ik nooit. Toen gebruikte men nog maar pas wegwerpspuiten
en de kwaliteit liet soms te wensen over. Het gebruik ervan vroeg enige
ervaring want de stamper schoof zeer stroef doorheen de plastic spuit. Dus: om
de overtollige lucht uit de spuit te duwen moest je zéér gedoseerd drukken. Het
zou me maar één keer overkomen, maar ja:
daar vlogen de vitamines hoog omhoog en
dropen langsheen de muur van het kabinet naar beneden! Ik had veel te hard
geduwd. Gelukkig was de patiënt nog heftig in gesprek met mijn stagemeester
over de komende operatie en kon ik het ongelukje ongemerkt wegwerken.
Op zaterdag ging om zes uur de wekker.
Vandaag werkte het labo op halve kracht. Dit betekende dat elke dienst zelf
zijn bloedafnames moest verrichten:
een unieke kans voor de stagiaire. Ik werd op pad gestuurd met een dienblad vol
buisjes in verschillende kleuren en naalden in alle maten. Daarbij een aantal
aanvraagformulieren. " Chambre 10, 17 et 22" luidde de opdracht. De eerste
keer liep ik met lood in de schoenen en een rammelend dienblad, door de half
slapende gang van de verdieping. Zelfverzekerdheid uitstralen
en doen alsof het je honderd en éénste bloedname was. Dat zou het beste zijn.
Voor mezelf en de patiënt. En het lukte. Halleluja! De volgende afnames gingen
vlotter en vlotter zodat ik later met gemak "une prise de sang difficile
au numéro 20" onder handen durfde te nemen.
En zo
verwierf ik langzamerhand een aantal technieken die me later zeer goed van pas
kwamen. Met dank aan de stagemeesters en ook aan de verpleegster "chef
majoor!"