maandag 4 januari 2016

Als ons kleinste orgaan het laat afweten

Toen ik haar leerde kennen was Stefanies schildklierfunctie al jaren onvoldoende en nam ze schildklierhormoon in. Door vroegtijdige menopauze slikte ze sinds haar veertigste ook vrouwelijke hormonen. En daarbovenop had ze recentelijk suikerziekte ontwikkeld, die zeer snel geëvolueerd was naar volledige insuline-afhankelijkheid. Maar er was nog meer aan de hand. Ze leed aan een zeer zeldzame aandoening, die zich maar langzaam volledig uitte, waardoor verschillende artsen de diagnose onvermijdelijk gemist hadden…

We leerden elkaar kennen op een dinsdagnamiddag. Haar zoon stond geagiteerd en overstuur aan onze voordeur: ‘Mijn moeder is al de hele voormiddag aan het braken en heeft vreselijke diarree. We gaven al de klassieke remedies zoals Motillium en Primperan maar niets helpt. Kunt u zo snel mogelijk komen?’ Ik repte me zo snel mogelijk in mijn wagen en volgde de man naar het huis van de patiënte. Zijn moeder, een zestiger, bleek zeer bleek en verzwakt. Ze hing over een emmer kleine gutsjes te braken en voelde zich duidelijk ellendig, hoewel ze geen koorts had. Ze had eerder al zo'n aanvallen gehad, maar minder ernstig!

Iets in mij zei dat dit geen gewone buikgriep was. Door haar diabetes was er meer kans op dehydratatie en ontregeling van insuline. Ik was overtuigd dat er meer achter zat, zeker nadat ze me vertelde dat ze continue verschrikkelijke dorst had. Een geval van diabetes insipidus? Addisson? Ik stuurde haar naar het ziekenhuis, waar ze opgevangen werd door de endocrinoloog die haar schildklier en suikerziekte behandelde.

Ze was al jaren in behandeling, maar deze keer werd heel haar pathologie opnieuw onder de loep genomen. En met resultaat. Er werd pan- hypopituarisme vastgesteld. In normale mensentaal: een volledig onwerkzame hypofyse. Een zeer ernstige aandoening. De hypofyse is misschien wel ons kleinste orgaan, het is een zeer belangrijke, centrale ‘regelaar’ van zo ongeveer heel ons hormonaal systeem en geeft zowat alle commando's voor hormoonproductie in ons lichaam.

Voor mijn patiënte was het een goede zaak dat haar symptomen een verklaring hadden gekregen, voor mij bleef ze jarenlang een grote zorg. De ene dag was ze ‘in tekort’, de andere ‘in overdrive’, van zowel insuline als cortisone als antidiuretisch hormoon. De neiging was groot om bij elke crisissituatie de veilige weg te kiezen en haar naar de spoedafdeling te sturen. Maar dat zou voor haar echt de hel geweest zijn. Ze kende de kliniek van binnen en van buiten, en was mij zeer dankbaar dat ik ondanks het risico dat zij en ik liepen, toch zoveel mogelijk haar aanvallen thuis onder controle trachtte te krijgen.

Jarenlang was ze een wekelijkse patiënte. Eerst kwam ze zelf tot bij mij op consultatie, later ging ik haar trouw aan huis bezoeken. En elke keer was er wel wat aan te passen of te veranderen aan de medicatie. En dikwijls had ze gewoon de behoefte om te praten. Over haar langdurig ziek zijn. Over de weerslag hiervan op haar gezin, haar man. Over wat er gaande was in het dorp, want zij kwam amper nog buiten. Op de duur kende ze ook mijn familie en volgde ze de evolutie van ons gezin gretig op. Het was een lichtpunt in haar week om eens gewoon te kunnen babbelen en zich betrokken te voelen in wat er bij ons en in de omgeving gebeurde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten