We leerden elkaar kennen op een dinsdagnamiddag. Haar zoon stond
geagiteerd en overstuur aan onze voordeur: ‘Mijn moeder is al de hele
voormiddag aan het braken en heeft vreselijke diarree. We gaven al de klassieke
remedies zoals Motillium en Primperan maar niets helpt. Kunt u zo
snel mogelijk komen?’ Ik repte me zo snel mogelijk in mijn wagen en
volgde de man naar het huis van de patiënte. Zijn moeder, een zestiger, bleek zeer bleek en verzwakt. Ze hing over
een emmer kleine gutsjes te braken en voelde zich duidelijk ellendig, hoewel ze
geen koorts had. Ze had eerder al zo'n aanvallen gehad, maar minder ernstig!
Iets in mij zei dat dit geen
gewone buikgriep was. Door haar diabetes was er meer kans op dehydratatie
en ontregeling van insuline. Ik was overtuigd dat er meer achter zat, zeker
nadat ze me vertelde dat ze continue verschrikkelijke
dorst had. Een geval van diabetes insipidus? Addisson? Ik stuurde haar naar
het ziekenhuis, waar ze opgevangen werd door de endocrinoloog die haar
schildklier en suikerziekte behandelde.
Ze was al jaren in behandeling, maar deze keer werd heel
haar pathologie opnieuw onder de loep genomen. En met resultaat. Er werd pan- hypopituarisme vastgesteld. In
normale mensentaal: een volledig
onwerkzame hypofyse. Een zeer ernstige aandoening. De hypofyse is misschien
wel ons kleinste orgaan, het is een zeer belangrijke, centrale ‘regelaar’ van
zo ongeveer heel ons hormonaal systeem en geeft zowat alle commando's voor hormoonproductie
in ons lichaam.
Voor mijn patiënte was het een goede zaak dat haar symptomen
een verklaring hadden gekregen, voor mij bleef ze jarenlang een grote zorg. De ene dag was ze ‘in
tekort’, de andere ‘in overdrive’, van zowel insuline als cortisone als antidiuretisch
hormoon. De neiging was groot om bij
elke crisissituatie de veilige weg te kiezen en haar naar de spoedafdeling te
sturen. Maar dat zou voor haar echt de hel geweest zijn. Ze kende de
kliniek van binnen en van buiten, en was mij zeer dankbaar dat ik ondanks het
risico dat zij en ik liepen, toch zoveel mogelijk haar aanvallen thuis onder
controle trachtte te krijgen.
Jarenlang was ze een wekelijkse
patiënte. Eerst kwam ze zelf tot bij mij op consultatie, later ging ik haar
trouw aan huis bezoeken. En elke keer was er wel wat aan te passen of te
veranderen aan de medicatie. En dikwijls had ze gewoon de behoefte om te praten. Over haar langdurig ziek zijn. Over de
weerslag hiervan op haar gezin, haar man. Over wat er gaande was in het dorp,
want zij kwam amper nog buiten. Op de duur kende ze ook mijn familie en volgde
ze de evolutie van ons gezin gretig op. Het was een lichtpunt in haar week om
eens gewoon te kunnen babbelen en zich betrokken te voelen in wat er bij ons en
in de omgeving gebeurde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten