maandag 18 januari 2016

Klare taal

“Zouden jullie willen deelnemen aan de peilpraktijken?” Op een zekere dag werd ons die vraag gesteld door het ministerie van volksgezondheid. Een interessante opdracht, zeker, en ook één die ons helemaal terug onderdompelde in het medische jargon. Een taaltje dat we niet meer alle dagen spraken!

De afdeling epidemiologie heeft permanent een aantal artsenpraktijken nodig die bepaalde aandoeningen registreren. Het ene jaar gaat het bijvoorbeeld over griep, mazelen en windpokken - het volgende jaar over drie andere ziektebeelden. Van de deelnemende artsen wordt gevraagd een formulier in te vullen met het aantal gevallen per week dat je van die aandoeningen gezien hebt. Daarbij moet je ook een aantal gegevens noteren over leeftijd, geslacht, ernst, enzovoort - alles anoniem uiteraard. Zo kunnen statistieken opgemaakt worden over de verspreiding van infectieziekten in het land en doorheen de tijd.

Het was een interessant aanbod, en we zegden meteen en graag op toe. Het project zorgde weliswaar voor extra (en onbetaald) administratief werk, maar ik voelde me plots een “wetenschappelijk medewerker”. Ik was niet alleen voor de patiënt in het kabinet nuttig maar kon ik ook iets bijdragen aan de volksgezondheid in het algemeen. Het gaf een extra dimensie aan ons beroep en ik voelde me zelfs een beetje terug aan de unief!

Na meer dan 10 jaar huisartsgeneeskunde heb je zowat alle kwalen al eens vertaald vanuit de Latijnse wetenschappelijke term naar de “volkse”, verstaanbare taal. Wanneer mensen over de vloer komen met “pijn aan de maag” spreken we niet over "gastro-intestinale dysfunctie" of “ Ulcera", maar van buikgriep of maagontsteking. Je moet het niet hebben over “cryptorchidie” maar over teelballetjes die niet goed ingedaald zijn. Het heeft geen zin te vragen: "heb je pijn in de rechterfossa ileaca of rechter hypochonder?” maar beter: “rechts in de onderbuik of ter hoogte van de lever?” En zo komt het dat de termen waar je zo hard op hebt gestudeerd, in de catacomben van je geheugen worden gestockeerd en nog maar weinig gebruikt. Wel eens in een brief naar één of andere specialist, maar niet in het dagelijkse gesprek met de patiënten, die het appreciëren dat je geen “Chinees “spreekt.

Het was zelfs zo, merkte ik, dat ik vanzelf een beetje dezelfde taal aannam als die van de patiënt - of tenminste probeerde dezelfde omgangsvormen te hanteren. Ik sprak bijvoorbeeld automatisch met meer dialectklanken bij sommige patiënten, en constateerde dat dit me dichterbij de mensen bracht en ze me sneller aanvaardden. Sommige autochtone oudere inwoners vonden het maar niks, dat AN. Anderen apprecieerden juist een mooi taalgebruik. Het was een geluk, misschien voor een stukje dankzij empathie, dat ik op dat gebied een kameleon kon zijn. Mijn moedertaal was Nederlands, maar mijn roots langs moederszijde lagen in Antwerpen en langs vaderszijde in Gent, en ik bracht tijdens mijn jeugd maandenlang door in West-Vlaanderen. Mijn taalgebruik was een mix geworden, waarin velen zich wel terugvonden. Daarbij kwam dat waar we werkten ook een goed mondje Frans moest worden gesproken. De populatie Frans-sprekenden in de regio nam zienderogen toe.

Nu, ik ben ervan overtuigd dat het uiterst noodzakelijk is dat een dokter de taal spreekt van zijn/haar patiënt. Waar het gaat over de gezondheid van de patiënt, is geen misverstand te dulden!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten