De afdeling epidemiologie heeft permanent een aantal
artsenpraktijken nodig die bepaalde
aandoeningen registreren. Het ene jaar gaat het bijvoorbeeld over griep,
mazelen en windpokken - het volgende jaar over drie andere ziektebeelden. Van
de deelnemende artsen wordt gevraagd een formulier in te vullen met het aantal
gevallen per week dat je van die aandoeningen gezien hebt. Daarbij moet je ook
een aantal gegevens noteren over leeftijd, geslacht, ernst, enzovoort -
alles anoniem uiteraard. Zo kunnen statistieken
opgemaakt worden over de verspreiding van infectieziekten in het land en
doorheen de tijd.
Het was een interessant aanbod, en we zegden meteen en graag
op toe. Het project zorgde weliswaar voor extra (en onbetaald) administratief
werk, maar ik voelde me plots een “wetenschappelijk medewerker”. Ik was niet
alleen voor de patiënt in het kabinet nuttig maar kon ik ook iets bijdragen aan de volksgezondheid in het algemeen.
Het gaf een extra dimensie aan ons beroep en ik voelde me zelfs een beetje
terug aan de unief!
Na meer dan 10 jaar huisartsgeneeskunde heb je zowat alle kwalen al eens vertaald vanuit
de Latijnse wetenschappelijke term naar de “volkse”, verstaanbare taal. Wanneer
mensen over de vloer komen met “pijn aan de maag” spreken we niet over
"gastro-intestinale dysfunctie" of “ Ulcera", maar van
buikgriep of maagontsteking. Je moet het niet hebben over “cryptorchidie”
maar over teelballetjes die niet goed ingedaald zijn. Het heeft geen
zin te vragen: "heb je pijn in de rechterfossa ileaca of rechter
hypochonder?” maar beter: “rechts in de onderbuik of ter hoogte van de
lever?” En zo komt het dat de
termen waar je zo hard op hebt gestudeerd, in de catacomben van je geheugen
worden gestockeerd en nog maar weinig gebruikt. Wel eens in een brief naar
één of andere specialist, maar niet in het dagelijkse gesprek met de patiënten,
die het appreciëren dat je geen “Chinees “spreekt.
Het was zelfs zo, merkte ik, dat
ik vanzelf een beetje dezelfde taal aannam als die van de patiënt - of
tenminste probeerde dezelfde omgangsvormen te hanteren. Ik sprak bijvoorbeeld
automatisch met meer dialectklanken bij sommige patiënten, en constateerde dat
dit me dichterbij de mensen bracht en ze me sneller aanvaardden. Sommige
autochtone oudere inwoners vonden het maar niks, dat AN. Anderen
apprecieerden juist een mooi taalgebruik. Het was een geluk, misschien
voor een stukje dankzij empathie, dat ik
op dat gebied een kameleon kon zijn. Mijn moedertaal was Nederlands, maar
mijn roots langs moederszijde lagen in Antwerpen en langs vaderszijde in Gent,
en ik bracht tijdens mijn jeugd maandenlang door in West-Vlaanderen. Mijn
taalgebruik was een mix geworden, waarin velen zich wel terugvonden. Daarbij
kwam dat waar we werkten ook een goed mondje Frans moest worden gesproken. De
populatie Frans-sprekenden in de regio nam zienderogen toe.
Nu, ik ben ervan overtuigd dat het uiterst noodzakelijk is dat een dokter de taal spreekt van
zijn/haar patiënt. Waar het gaat over de gezondheid van de patiënt, is geen
misverstand te dulden!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten