Voor een vrouwelijke studente anno 1969 betekende een kot zoeken niets meer of minder dan een plekje bemachtigen in één van de grote meisjeshuizen, vergelijkbaar met internaten. Jongens niet toegelaten. Bovendien oefende de directie redelijk wat controle uit op je doen en laten.
Van toelatingsexamens geneeskunde was nog geen sprake in die
tijd. Als je geslaagd was op je maturiteitsproef in het laatste jaar van de
humaniora, mocht je starten. Maar pas dan kwam de kat op de koord. Je kon je
comfortabele klasje van 18 leerlingen wel vergeten. In plaats daarvan belandde
je in wellicht het 'grootste' jaar aller tijden in de geschiedenis van de
geneeskunde in Leuven…
Geen aula was groot genoeg om ons allen van een plaatsje te
voorzien en dus werden we in 2 groepen verdeeld: van de A tot de P en van de O
tot de Z. Tijdens de eerste les anatomie zei de sympathieke prof: "Kijk
maar eens links en kijk maar eens rechts van u naar uw medestudenten. Onthoud
goed: Slechts 1 van jullie 3 zal op het einde van het jaar overblijven!” Onze
moed zakte meteen in onze schoenen.
De uitslag van de partiële examens in januari deed sommigen al
opgeven. Zo weinig punten voor zo veel werk, dat zagen ze niet meer zitten.
Anderen kregen net het nodige duwtje in de rug om een betere studiemethode aan
te vatten om de grote hoeveelheid stof te kunnen verwerken, en dat loonde
meestal op het einde van het academiejaar. Er waren echter andere redenen genoeg om er alsnog de brui aan te geven...
De praktijklessen
anatomie hadden plaats in een gekoelde zaal met een tiental metalen bedden
waarop lijken (weliswaar respectvol) waren neergelegd. Ze waren meestal reeds
voor een deel gedissecteerd. Het rook er zo sterk naar formol dat je al bij het
binnentreden van de zaal een zekere remming voelde. Maar voor sommige studenten
(nb. niet alleen meisjes) veroorzaakte het manipuleren van pincetten, op zoek
naar een of andere “musculus” of “vena” in die dode lichamen, teveel weerzin.
Vooral de eerste maanden moest er regelmatig eentje buiten gedragen worden of
haakte er iemand af.
De cursus dierkunde
dan, dat was eenvoudigweg een encyclopedie. We moesten de hele systematiek van
insecten, inclusief hun Latijnse namen, memoriseren en de beestjes kunnen
herkennen in de potjes waarin ze op formol bewaard bleven. Talloze avonden
vertoefden we in het labo met onze neus tegen de vitrines, in een ultieme
poging de diertjes uit mekaar te houden en te benoemen. Door de jaren heen had
hier en daar een spin of mug een poot verloren of plakte een vleugeltje
onmerkbaar tegen het achterlijf, waardoor het beest verward kon worden met een
soortgenoot. Je moest dus echt ook wat geluk hebben.
Mijn examen plantkunde
vergeet ik nooit. De week voordien beleefde ik de schrik van mijn leven.
Tijdens de middagpauze en het middagmaal in het self-service-restaurant van het
meisjescentrum waar ik en mijn vriendinnen logeerden, legden we altijd onze
cursussen in de daarvoor bedoelde vakjes van de vestiaire. Eten moest snel gaan
want het was "blok”. De onthutsing was enorm toen ik na amper een half
uurtje mijn spullen uit de kleedkamer ging ophalen: mijn cursus was weg! Ik moet toegeven: hij was zeer doeltreffend en
kleurrijk onderstreept, met mooie schetsen ernaast. Voor mij
"instudeer-klaar" en dus was dit een regelrechte ramp! In allerijl
schafte ik een blanco cursus aan (het was alsof ik nooit naar de les geweest
was!) en leende ik het exemplaar van een bereidwillige vriendin om zo opnieuw
alle tekeningen en bijzondere weetjes over te nemen die wij als trouwe
lesgangers genoteerd hadden. Ik was er alsnog door! Teleurstellend was het wel,
dat er personen met lange vingers rondliepen in ons jaar. Want wie anders kon
met mijn cursus iets aanvangen? Hij of zij zou ooit ook dokter worden,
toch?
Toen ik in de derde kandidatuur belandde, had ik de grootste
selectie en afvallingskoers wel achter de rug. Dat betekende dat mijn einddroom
in zicht kwam… Bovendien ontmoette ik dat bewuste jaar totaal onverwacht mijn
toekomstige man (al beseften we dat beiden op dat ogenblik nog niet,
natuurlijk!). En nog wel tijdens een busrit voor een of andere betoging. We
raakten aan de babbel en stopten niet meer. Een zielsgenoot. Het was de start
van jaren lang naast mekaar in de les zitten, samen eten, studeren en nog veel
meer. U dacht toch niet dat we na drie
jaar studie al iets van geneeskunde afwisten?