Hij lag op grond in de hal. Zijn vrouw had me dringend laten komen omdat hij plots onwel was geworden. Met wat hij me nog bewust kon vertellen, was ik zo goed als zeker van de diagnose. Pijn in de borst, misselijkheid. En ik zag hem zweten...
Anno 1980…
Een infarct. Veel kon ik niet doen. Er was
ons tijdens de studiejaren op het hart gedrukt de patiënt vooral rustig te
houden, paniek te vermijden (zelfs de sirene van een ambulance zou de angst
kunnen verergeren!), de patiënt in stabiele zijligging te leggen en iets toe te
dienen voor de pijn en bloeddruk en hartslag in het oog te houden tot wanneer
de ziekenwagen er was. In het ziekenhuis zou het er vooral op aankomen verwikkelingen
zoals ritmestoornissen of hartsdecompensatie tijdig te onderkennen en te
behandelen. Mijn eigen schoonvader stierf in het ziekenhuisbed aan een
infarct, dus het liep al eens slecht af.
Anno 2000…
Meneer DG belde die een
ochtend rond 5 uur met hevige pijn op de borst en kortademigheid. Ik
snelde ernaartoe want dit klonk als een hartaanval. Zijn pols was zwak en zijn
bloeddruk laag. Ik diende onmiddellijk aspirine toe en medicatie om de pijn te
bestrijden. Het voelde alsof hij naar het toilet moest gaan, zo zei hij. Dat was
nog alarmerender! De ziekenwagen was al meteen gebeld met de MUG. Ik wist dat
ik intussen vooral geen intramusculaire inspuiting mocht geven want dat kon de
behandeling in het ziekenhuis bemoeilijken. Daar had men intussen al nieuwe
methodes van trombus-oplossing ter beschikking. Alles moest nu supersnel gaan:
ik kon best al een EKG aanleggen, dan hadden de spoedartsen al een eerste blik
op de toestand. Het kwam erop aan binnen het halfuur in een hartcentrum te
geraken. Met loeiende sirene kwamen er twee wagens aan in de straat: de MUG en
een gewone ambulance wagen. De hele buurt was gealarmeerd en mensen stonden op
straat om de gebeurtenissen van dichtbij te kunnen volgen. Het was zaak om snel
met de patiënt weg te razen om zo spoedig mogelijk een coronarografie te
verkrijgen en zelfs een stent te zetten indien nodig.
Anno 2010….
Xavier, 79 jaar, zit in de
wachtzaal rustig zijn beurt af te wachten. Met een door pijn vertrokken gezicht
vertelt hij: “Sinds vanochtend heb ik pijn, hoog in de maagstreek.
Mijn eten verteert niet goed, denk ik. En ik heb het ook wat op mijn adem. Ik
zweet ervan!” Bij nader doorvragen en onderzoeken stel ik vast
dat hij een hartinfarct doormaakt! Zelfs op het cardiogram zie ik al signalen
(wat niet altijd het geval is bij een beginnend infarct)… Verbaasd
dat hij met zo’n pijn naar de raadpleging kon komen maar vooral
bekommerd, wil ik hem onmiddellijk laten ophalen door een ambulance. Maar ik
krijg meteen verweer: "Neen, neen, Ik wil niet naar de kliniek! Ik wil dat
je me thuis verzorgt!"
Niet de eerste patiënt "van de oude stempel" die nog nooit een voet heeft gezet in het hospitaal. In deze tijd is dat een probleem. In deze tijd is de optie thuisblijven met een infarct niet meer aan de orde, zelfs not done. Als er een complicatie zou optreden ben ik als dokter onmiddellijk de schuldige, de nalatige. Anderzijds heb ik het gevoel dat ik hem de vrijheid om over zijn eigen leven te beslissen afneem. Ik leg hem uitvoerig de risico's van zijn beslissing uit. Na lang aandringen laat hij mij een bloedname verrichten die ik dringend laat onderzoeken. Als deze een verhoging van troponines aantoont (het ultieme bewijs van de diagnose) zal hij zich alsnog laten opnemen. Gelukkig werk ik samen met een erg gedienstig labo en kan ik de uitslag zeer snel bekomen. Intussen ligt Xavier op een bed in mijn tweede kabinet, toch een beetje onder controle. Zijn dochter komt eraan en samen vertrekken ze in hun eigen wagen naar de spoeddienst, waar ze veilig en wel aankomen. Xavier herstelt zonder te grote interventies goed van zijn infarct na een weekje kliniek. Oef! Hij was verzoend met het compromis.
Niet de eerste patiënt "van de oude stempel" die nog nooit een voet heeft gezet in het hospitaal. In deze tijd is dat een probleem. In deze tijd is de optie thuisblijven met een infarct niet meer aan de orde, zelfs not done. Als er een complicatie zou optreden ben ik als dokter onmiddellijk de schuldige, de nalatige. Anderzijds heb ik het gevoel dat ik hem de vrijheid om over zijn eigen leven te beslissen afneem. Ik leg hem uitvoerig de risico's van zijn beslissing uit. Na lang aandringen laat hij mij een bloedname verrichten die ik dringend laat onderzoeken. Als deze een verhoging van troponines aantoont (het ultieme bewijs van de diagnose) zal hij zich alsnog laten opnemen. Gelukkig werk ik samen met een erg gedienstig labo en kan ik de uitslag zeer snel bekomen. Intussen ligt Xavier op een bed in mijn tweede kabinet, toch een beetje onder controle. Zijn dochter komt eraan en samen vertrekken ze in hun eigen wagen naar de spoeddienst, waar ze veilig en wel aankomen. Xavier herstelt zonder te grote interventies goed van zijn infarct na een weekje kliniek. Oef! Hij was verzoend met het compromis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten