zondag 26 november 2017

Doodgaan is de schuld van de dokter, niet?

Mensen gaan dood. Jammer, maar onvermijdelijk... In de jaren 80 stelde niemand het overlijden van een zieke in vraag. De familie accepteerde het verdict van de dokter. Als je zei dat er niets meer kon gedaan worden voor de patiënt, berustte de familie meestal in je oordeel.

Als er anno 2000 een chronische patiënt overlijdt, duik je als huisarts in je dossier om toch zeker te zijn dat je in geen geval iets over het hoofd hebt gezien, dat je geenszins deze afloop had kunnen vermijden. Het wordt wel degelijk af en toe geïnsinueerd door de familie. Je moet alles goed kunnen uitleggen en verklaren.


Mensen die lijden aan een aandoening en die intussen onderhuids een tweede ziekte ontwikkelen met vrijwel gelijkaardige symptomen, hebben niet altijd zoveel geluk. Een toename van hun klachten schrijven ze toe aan een verergering van ziekte nummer één, waar eigenlijk intussen ziekte nummer twee zich stiekem installeert. En dan plots krijgen ze een probleem dat helemaal niet meer past bij hun gekende ziekte.
Het laattijdig tevoorschijn komen van zo’n “bizar” symptoom kan een ongelukkige afloop tot gevolg hebben, ondanks zorgvuldige follow-up en specialistische tussenkomsten, ondanks het jaar 2000.

Elke dokter, zowel huisarts als specialist, zal wel eens op die manier een patiënt hebben weten overlijden.
En hoewel zo’n dramatische afloop natuurlijk het ergste is voor de patiënt en zijn of haar familie, als arts lijd je daar ook onder.

Zo was er meneer F. Hij leed al jaren aan lage rugpijn. In het begin zag hij zijn huisarts geregeld. De orthopedist had hem meerdere keren grondig onderzocht en radiologisch onderzoek laten doen. De laatste scanner dateerde van amper 2 jaar geleden. Het resultaat duidde op artrose. Voor hem was het duidelijk. “Hij moest ermee leren leven. Hij was ook al 72! Hij had zijn leven lang getuinierd en dat had zo zijn gevolgen.” Sindsdien beweerde hij dat als hij wat meer pijn kreeg dat te wijten was aan het slechte weer of omdat hij weer eens teveel gegraven had in zijn tuin.

Maar op een dag plaste hij bloed … Voor iedere aandachtige mens is dit een alarmsymptoom. En toen zag ik hem voor het eerst. Zijn vaste huisarts was met verlof en zijn vrouw kwam geregeld bij mij. Vandaar!

Bij urineonderzoek was duidelijke hematurie( bloed wateren) aanwezig maar zonder infectie. Zijn buik voelde normaal aan en zijn prostaat was niet beduidend vergroot voor zijn leeftijd. Ten andere zijn jaarlijkse screening had recent een vrij normale PSA waarde gegeven. Hij vertelde me over zijn rugproblemen en in combinatie met zijn urinaire klachten betastte ik ook de nierloges. Rechts was die behoorlijk gevoelig. Ik verwees hem naar de echografie en daar zag men een kleine onregelmatige “vlek”: een niergezwel, met vermoeden van kwaadaardigheid.
Het is bekend dat een niertumor soms zeer verrassend kan zijn, pas laattijdig symptomen geeft en soms per toeval ontdekt wordt.

Zijn trouwe huisarts had het er moeilijk mee.
“Hadden de langdurige rugklachten van deze man er al iets mee te maken? Moest er al eerder aan een andere oorzaak gedacht zijn? Moest hij nog meer onderzoeken gekregen hebben? Moest... Moest...Moest...?”

Rugpijn is zo’n frequente klacht en een niergezwel eerder uitzonderlijk. Daarenboven had de man nooit eerder een urinaire klacht vermeld. Door toeval was er plots dat pijnloze bloedverlies. Vermoedelijk een doorgroei van het gezwelletje in een nierkelk. Meneer F. leefde er nog een paar jaar mee maar overleed uiteindelijk aan deze kanker.

Als gewetensvolle en begane arts is zo een ziektegeschiedenis zeer frustrerend maar je kan jammer genoeg niet alles voorkomen. En het klinkt misschien raar, maar het is ook een kunst om als arts het verlies van een patiënt te verwerken. Als je met een begripvolle familie te maken hebt, die inziet dat het om een complexe problematiek gaat, helpt het enorm.

maandag 30 oktober 2017

Als er zich meer dan één ernstige aandoening gelijktijdig voordoet ...

Als er zich langzaam, vrijwel ongemerkt, meer dan één ernstige aandoening gelijktijdig voordoet, heb je brute pech als patiënt. Voor de huisarts ben je een grote zorg, een moeilijk “geval”, een misleidende puzzel. Er moet een sterke vertrouwensband zijn tussen arts en patiënt of de relatie overleeft het complexe probleem niet… Gelukkig komen deze situaties niet al te frequent voor, maar toch…

Meneer V.D.B. vroeg op een maandagochtend een dringend consult aan. Het is te zeggen: zijn vrouw belde me. Hij lag stilletjes en bleek op de zetel en had net overgegeven. “Het was zijn maag weer“, zei hij. “Hij had gisteren een zwaar diner gehad tijdens een familiefeest. Het was hem niet goed bekomen!” In het verleden had hij al een maagzweer gehad en “hij herkende de pijn”, zo vertelde hij. De laatste maanden had hij veel stress gehad en was hierdoor ook nog herbegonnen met roken. Redenen genoeg dus om een herval van zijn maagproblematiek uit te lokken.

Bij onderzoek was zijn epigastrium (midden van bovenbuik) zo gevoelig, dat ik zelfs een maagperforatie mogelijk achtte. Des te meer omdat hij begon te zweten en neiging had tot syncope (flauwvallen), misschien door een maagbloeding? Het was duidelijk niet verantwoord om zomaar blindelings zware maagzuurremmers op te starten. Hij moest spoedig opgenomen worden want daarenboven begon bij mij een lichtje te branden dat zijn klachten mogelijks alléén of mede van cardiale oorsprong konden zijn.

Een week later kwam hij terug uit het ziekenhuis met het verdict. De artsen hadden inderdaad een groot, bloedend maagulcus ontdekt maar eveneens een verstopping in één van de coronairen, vermoedelijk reeds chronisch aanwezig. De combinatie van angor (angina pectoris) en maaglijden hadden hem zo ellendig gemaakt. Nu kreeg hij een hoge dosis van een PPI derivaat voor zijn maag, een cholesterolverlager, een minimale dosis omkapselde aspirine, een dieet, een rookverbod én de boodschap dat binnen een aantal weken een ingreep zou moeten gebeuren om de hartarterie open te maken via de lies. Hiervoor moest zijn bloed te sterk verdund worden en dit zou op het huidige moment te gevaarlijk zijn gezien zijn ernstig maagletsel.

De man was enigszins opgelucht dat de oorzaken van zijn ongemak waren gedetecteerd nog voor er een ergere catastrofe, bijvoorbeeld een infarct, was gebeurd. Nog geen week later echter, kreeg ik opnieuw een paniekerige oproep van zijn vrouw, dat haar man opnieuw een “crisis” deed en “dat het nog veel erger was dan de vorige keer! Dat kon toch niet! Hij was nu toch in behandeling,” zei ze. Er klonk angst, boosheid en wantrouwen door mekaar in haar stem. Ik haastte me ernaartoe en zag opnieuw een grauwe, doodzieke man met hevige pijn hoog in zijn buik. Hij had al gebraakt en kon het niet meer houden van de pijn. Deze keer was zijn abdomen nochtans niet echt gevoelig. Het eigenaardige was dat de pijn deze ook meer naar de rug uitstraalde. Alleszins aarzelde ik niet om hem stante pede terug te sturen naar het ziekenhuis.
 
“Was zijn maagzweer toch gesprongen? Deed hij toch een infarct? Of …was er nog meer aan de hand?” Ergens leek zijn ziektebeeld nu op dat van een niersteen. Maar dit kon toch niet waar zijn!? Jawel : Meneer V.D.B. bleek een ingeklemde niersteen te hebben in zijn linker ureter! Dat had niemand kunnen voorzien of voorkomen. Het was wel ontstellende vaststelling maar voor mijn patiënt met zijn drie kwalen kwam het gelukkig goed.

zondag 24 september 2017

Af en toe, een zeldzame keer wenste ik dat ik geen dokter was!


Toen, die keer met Eef.

Ze was een jonge vrouw met twee kinderen. Eén van vijf en één van twee jaar. Ze had gemerkt dat ze niet goed zag uit haar rechteroog en had de laatste tijd regelmatig eens hoofdpijn. Dat had ze aan vermoeidheid geweten. Toch was er iets dat haar ongerust maakte en naar de raadpleging dreef.


Het was meteen duidelijk dat een verder onderzoek was aangewezen maar ik kon het niet laten al zelf een paar klinische en neurologische testen te doen. De éénzijdige aantasting van een zintuig wekte mijn bezorgdheid. Hart, longen en bloeddruk waren normaal.
Bij het lichtjes drukken op de oogbollen kloeg ze van pijn aan de rechterkant. En bij het uitvoeren van de evenwichtstesten constateerde ik ook een asymmetrische reactie.
         
Was er echt meer aan de hand of sloeg mijn vijfde zintuig op hol? Het is als arts nodig om alle mogelijke pathologieën te kennen. Automatisch passeren ze de revue in je brein, maar het is evenzeer nodig met de voeten op de grond te blijven.
Ik stuurde haar door voor bijkomende onderzoeken: een bloedanalyse, consultatie bij ophtalmoloog en neuroloog. Deze laatste liet een NMR maken. En daar viel het verdikt : een astrocitoom. Een uitgebreide, vertakte, kwaadaardige hersentumor.
 
Voor mij was deze vrouw op voorhand al gedoemd om te sterven. Was ik maar geen dokter! Dan had ik haar gedrevenheid om te vechten meer kunnen aanmoedigen.


Na een periode van wanhoop en ongeloof in de prognostiek die haar was verteld, kreeg ze een boost van energie en strijdvaardigheid. "Zij zou niet opgeven! Ze zou alle therapieën doorlopen die haar voorgesteld werden: operaties, radiotherapie...tot nieuwe experimentele medicatie." Ze had er alles voor over...

maandag 21 augustus 2017

Eens dokter, altijd (en overal) dokter

Eens je het label “dokter” hebt gekregen (bekomen hebt na hard labeur), blijf je dokter tot ter dood. Het is zoals mama of papa worden. Je krijgt eigenlijk “levenslang”. En dat leidt soms tot vreemde, verrassende, soms hartverscheurende situaties…

Zo gebeurde het dat tijdens de plechtigheid van het vormsel van onze dochter in de parochiekerk, waar de bisschop speciaal voor aanwezig was, plots haar vriendinnetje van de trede viel aan het altaar. Ze was onwel geworden door een combinatie van stress, lang rechtstaan en de muffe lucht in de kerk door de wierook.
Ze had een sneetje opgelopen ter hoogte van het voorhoofd en op de kortste tijd liep het bloed van haar voorhoofd over haar neus, kin en tot overmaat van ramp over haar mooie, witte pij.
Het wondje op zich was niet zo erg , maar dat witte kleed!!!
De traantjes mengden zich al snel met het bloed en maakten het nog zieliger.

Het werd een jobje voor ons. 
In de sacristie van de kerk achteraan werd snel een tafel ingericht als mini-ziekenbed. Onze urgentie-trousse stak in die tijd meestal in de koffer van de wagen en in het geïmproviseerde “operatiekwartier” heb ik het meisje “opgelapt”. Het sneetje kon met een paar draadjes onder de haargrens gehecht worden en haar kleed werd zo goed als mogelijk proper gedept. Ze kon net op tijd nog de zegen krijgen van de bisschop!

Ik vergeet ook nooit het concert in het college van onze zoon.
Het koor deed zijn jaarlijkse optreden. Er gebeurde iets gelijkaardig. De atmosfeer was ook zeer vergelijkend. Drukte, warmte, stress voor de kinderen. Alle ingrediënten voor een syncope. En ja: ééntje ging tegen de vloer.
 “Is er een dokter in de zaal?”
Met vier stonden we recht. Hier ontsnapte ik per “ongeluk” aan de opdracht , want één van de artsen zat veel dichter bij het slachtoffer dan ik en heeft zich over de jongen ontfermd in de coulissen van de zaal.

Het meest indrukwekkende incident overkwam ons aan zee op vakantie. Een kindje was blijkbaar uit zijn buggy losgeraakt en de grote baan overgelopen. Hij had zijn papa aan de overkant zien staan… De kleine werd meegesleurd door een wagen en was ongelooflijk ernstig verwond. Men kwam ons halen om de ouders naar het ziekenhuis te begeleiden. De uitzichtloze reanimatie werd stopgezet. Het was hartverscheurend. Het kindje is overleden. We voelden ons mee betrokken. Een vreselijk dramatische gebeurtenis.

Recent nog zat ik met mijn echtgenoot op het vliegtuig naar een vakantiebestemming. Het was heel warm en plots riep een airhostess: “Is er een dokter aanwezig?” We veerden samen recht. Dit moest ons ooit overkomen!
Vooraan in het vliegtuig was iemand ziek geworden. De man zag er bleek en grauw uit, was zweterig en moeilijk aanspreekbaar. Hoe ernstig was het? We waren eigenlijk geen actief arts meer, hadden geen enkel instrument bij ons. 
Alle passagiers waren gealarmeerd en op een wip stond de gang vol benieuwde mensen. Iedereen was bekommerd, wou meer weten, kijken, helpen… Het was snel duidelijk dat het ging om een syncope bij een vrij jonge persoon, die voortgaande op het verhaal van zijn vrouw, nog veel gegeten had kort voor het opstijgen, gemakkelijk wagenziek werd en al eerder syncopaal geworden was bij indigestie. Toch was dit banale incident veel indrukwekkender dan op de begane grond, thuis of in het cabinet. In deze gesloten ruimte was het voor de patiënt niet makkelijk. Hij kon met moeite plat gelegd worden om te herstellen. De benauwende atmosfeer kon niet verbeterd worden ondanks de airco. Zijn echtgenote was al bij het begin angstig en paniekerig aan het huilen. Voor ons was het ook niet niks. Bijna honderd procent zeker dat die man een indigestie deed met BD daling, maar een mini percentage kans bestaat altijd dat er cardiaal lijden onder zit. Wat als dit hier het geval was? Moesten we het vliegtuig doen landen omwille van die zeer kleine kans? Wie zou voor de kosten opdraaien indien zou blijken dat het niet nodig was? Maar wat als later zou blijken dat er toch een onderliggende ernstige medische oorzaak lag aan zijn onwel worden?
Zo ben je nooit gerust. 


 

woensdag 12 juli 2017

In memoriam: mijn geliefde beroep...

Ik ben al vijf jaar op pensioen en toch…
Dit weekend las ik in de krant een vernietigend, pijnlijk artikel, geschreven door een professor pediatrie: over “wie en hoe” de zorg van het kleine kind, de peuter, de baby volgens hem moest gebeuren.

De tekst was een steek in mijn hart als gedreven huisarts, een dolksteek in de rug van al de professoren opleiders en een schandalige uitlating over al die huisdokters, die dag in dag uit, ‘s nachts en in de weekends, hun uiterste best doen om kinderen juist en vlug op te vangen en te behandelen.

“ De huisarts zou niet bekwaam zijn om kleine kinderen te behandelen… Alleen de pediater zou dat kunnen. Het zou zelfs gevaarlijk zijn met je kind naar een huisarts te stappen als het ziek was! De huisarts werd vergeleken met een Peugeot waar de pediater een BMW was…. Die betaalde je dan wat duurder maar je had ook kwaliteit!”

Ik geloofde mijn ogen niet. Deze nonsens werd in de pers rondgestrooid, zonder enig gefundeerde wetenschappelijke basis! De zoveelste schampere en vernederende opmerking vanuit de specialistische wereld over het kunnen van de huisartsen.

Maar het is eigenlijk al jaren bezig. “De huisarts deugt al jaren niet meer voor de verzorging van het kleine kind.”
Vaccinaties worden door Kind en gezin georganiseerd… Lees: werk van de huisarts afgenomen!
In de week kan iedereen vrij naar de kinderarts stappen, op afspraak weliswaar, want specialisten verplaatsen zich niet aan huis… Terloops: Wij huisartsen kregen een klacht als we niet stante pede aan huis renden voor een kind met 39 graden koorts!
Maar de trend was gezet: Langzaam maar zeker gingen meer en meer mensen met hun kinderen onmiddellijk naar de specialist. Deze zag meer en meer banale infecties: oorontstekingen, griepjes enz. Zo ontstonden er langzaam aan pediaters die de speciale kinder- ziektebeelden even weinig zagen als de huisartsen: gevaarlijk dus!

Een lachwekkend fenomeen was ook dat de weekendwachten van ons, huisartsen, overspoeld werden met ernstig zieke kinderen. Daar waar we in de week niet goed genoeg voor werden geacht, moesten we in het weekend maar zien op te lossen. Lees: specialisten deden de routineraadplegingen in de week en wij zagen ernstig ziek kinderen in het weekend. Dit is nu wel karikaturaal overdreven, maar toch…

Het erge is dat ik zo kan verder gaan.
Gynaecologen claimen de PAP testen en de zwangerschapsopvolging. NKO-artsen halen proppen uit de gehoorgang, dermatologen beoordelen in twee minuten een eczeem of een acne. Volgens cardiologen moet je onmiddellijk de Mug bellen bij pijn in de borst en geen kostbare tijd verliezen door eerst een huisarts op te roepen. Diabetologen beweren dat huisartsen niet bevoegd zijn insuline op te starten en diabetes patiënten op te volgen en de apothekers doen kleine consultaties in hun officina en en en …

Wat blijft er over van mijn geliefd beroep? Papieren invullen? Dossiers bijwerken? Ziektebriefjes schrijven voor zover het nog nodig is? Inspringen voor de vergeten, belangrijke groep patiënten die nog door niemand is opgeëist : de psychische zieken, de bejaarden…?

Daar zal straks ten andere wel een geriater voor aangesteld worden als de andere gegeerde specialisaties overbevolkt geraken.

Ik sakker…ik treur...

woensdag 21 juni 2017

Om naar spoed te gaan, moet je ... tijd hebben

Toen mijn vader ernstig ziek werd, belandde ik met hem op de spoed. Het was een hele ervaring. Buiten het feit dat ik erg bezorgd was om de gezondheidstoestand van mijn papa, werd ik op dat ogenblik zelf geconfronteerd met wat patiënten me al herhaaldelijk hadden verteld: “Spoed is geen spoed meer, dokter!” Die dag stond ik mee aan de zijde van de patiënt, voor het loket van de spoeddienst… aan te schuiven! 

Met verbazing zag en hoorde ik alles gebeuren en besefte plots beter het werkingsmechanisme van de spoeddienst en de overbezetting van de raadplegingen bij specialisten.

Er stonden vrij veel “zieken” die uit eigen houtje naar de urgentiedienst waren gekomen omwille van een of andere kwaal, waarvan ze dachten dat de huisarts er toch geen raad mee zou weten en hen toch naar de urgentiedienst zou sturen. Tussen hen stonden patiënten die door hun huisarts persoonlijk verwezen waren, omdat zij binnen een normale termijn geen afspraak hadden kunnen bekomen bij de specialist die hun huisarts nodig achtte

Wat mijn vader betreft: Ik volgde hem reeds jaren op voor zijn bloeddruk, maar in se was hij een gezonde man. Tot de dag dat mijn moeder in paniek belde met het bericht dat hij van zijn stoel was gevallen, zomaar, terwijl hij aan het eten was aan tafel. Hij was er zich nadien niet van bewust, hoe hij op de grond was terecht gekomen. Verder mankeerde hij niets. Een black-out, zou je zeggen. Voor mij was dit een alarmteken, zeer waarschijnlijk had hij een TIA gedaan, een trans-ischemisch attack, of nog beter uitgelegd een kortstondige obstructie van de doorbloeding van een deeltje van de hersenen.

Dit is een ernstige reden voor verder nazicht: op zoek naar de oorzaak? Een behandeling? Wat met de toekomst?

Ik reed dus met hem naar de spoedafdeling van een naburig ziekenhuis. Aan de balie stonden, zoals gezegd, verschillende mensen te wachten. Papa liet ik intussen zitten in de “wachtzaal van de spoed” terwijl ik braaf de "file "deed aan het loket:
  • Voor mij stond een dame met een 10-jarig jongetje. Dat vernam ik toevallig want hoewel hij de geaccidenteerde was, vertelde hij levendig over zijn verjaardagsfeestje, waar zijn vriendje hem per ongeluk had omvergelopen aan het springkasteel. De jongen had een onooglijk klein wondje ter hoogte van zijn knie en ik had ongelooflijk veel zin om hem bij mij te nemen en zelf te verzorgen .
  • De persoon voor hem was intussen aan de secretaresse aan het uitleggen dat hij zeer veel jeuk had in zijn rechter oor en dat hij vermoedelijk terug(!) een oorstop had. Die moest er zeker vandaag(zondag) nog uit, want hij kon het niet meer uithouden! Nog zo'n geval, echt voor de spoedafdeling!!
Ik stond daar als huisarts compleet gefrustreerd. Mijn vader had een ernstige incident doorgemaakt, mogelijks zelfs levensbedreigend. Hij moest zijn beurt afwachten en al deze prullaria laten voorgaan!

Het was overduidelijk: Als je echt iets ernstigs hebt, laat je je beter door de ziekenwagen naar het ziekenhuis brengen, dan is het meteen jouw beurt. Gek toch, de zogenaamde “urgentiedienst” in deze tijd. De wachtzalen zitten er vol en je wacht dikwijls enkele uren.

Tweede besluit: Je bent sneller bediend bij de huisarts
Door iedereen zonder gerichte doorverwijzing vanuit de eerstelijnsgezondheidszorg toegang te geven tot de specialisten en de spoed, is een overrompeling van al die diensten op gang gekomen, waar de serieus zieke personen dreigen onder te lijden. Ook overconsumptie is op die manier in de hand gewerkt.

Als een patiënt op één of andere dienst en afspraak wil boeken is de wachttijd soms eindeloos. Wat ben je met een afspraak drie maanden later als je huiduitslag hebt of een oogontsteking of een ergere kwaal? Als je zegt dat het dringend is verwijst men je naar de spoed. Zo geraakt die dan weer overbelast met matig dringende zaken. 

Ben je op spoed geweest en daar onderzocht, zorgt men ervoor dat je sowieso een controle-afspraak krijgt bij de specialist van de aandoening waarvoor je kwam. Zo is het cirkeltje rond. Een continu overbelaste spoed en een continu volgeboekte raadpleging.

Als huisarts moest ik soms echt ingrijpen en zelf de telefoon nemen om voor mijn patiënt te pleiten en tijdig de juiste specialist te pakken te krijgen. Twee keer ben ik uit de bol gegaan aan de telefoon. 
  • Toen meneer X. plots een zeer slechte bloedname had en zwaar in nierinsufficiëntie ging, kreeg hij pas twee maanden later een afspraak want "alles was volgeboekt". Ik moest de nefroloog aan de lijn vragen. Blijkbaar vond die toch een gaatje om hem te ontvangen diezelfde dag.
  • En toen Mejuffrouw Y met haar open gips een consultatie aanvroeg om een vernieuwing van haar plaaster te krijgen, zou ze de volgende maand pas kunnen gezien worden! Ik was verplicht een beetje te dreigen met “de directie aan te spreken” om voor haar een snel consult te bekomen. Maar het kwam plots in orde.
Voor mijn vader trok ik ook mijn stoute schoenen aan en gelukkig is hij doeltreffend behandeld geweest.

Zou er nu echt geen beter systeem bestaan om het ernstige van het onschuldige te selecteren zodanig dat ieder naargelang zijn ziekte op redelijke termijn de juiste dokter kon zien?

vrijdag 19 mei 2017

Ik was niet fier op mezelf. Ik wist niet wat er misliep bij deze patiënte…

De telefoon rinkelde in de verte. Neen! Het was naast mijn bed! Ik was nog zo diep in slaap dat ik mij pas na een vijftal keer bellen realiseerde dat ik het was die moest opnemen. Mijn arm tintelde en met wat onhandige gebaren en na het omgooien van de wekker, hoorde ik:"Dokter, kan je onmiddellijk komen? Mijn dochter is echt niet goed. Ze kan met moeite ademen en heeft vreselijke buikpijn."


Nu was ik helemaal wakker, schoot vlug in mijn kleren, liep de trap af, raapte mijn stethoscoop, mijn bloeddrukmeter, mijn papieren, (die klaar lagen op het bureau om morgen de raadpleging te starten), mijn ampullen, enfin, alle nodige spullen bij mekaar, en haastte me in de wagen.

De combinatie ademnood en buikpijn riep bij mij niet meteen een mogelijke diagnose voor de geest. De paar keren dat ik deze klachten bij mekaar had horen vermelden, was bij kleine kinderen met een pneumonie. Het was me nooit helemaal duidelijk geworden of de buikpijn in die gevallen de vertaling was van " ik voel me rot" zoals dikwijls bij kleine kinderen het geval was, of een gevolg van abnormale oppervlakkige ademhaling en zuurstoftekort, door de pneumonie?! Ik vermoed een beetje van beide.

In ieder geval, hier ging het om een meisje van 16 jaar, dus geen klein kind meer, de oudste in een welstellend gezin, zeer rebels en tegendraads, had haar moeder me reeds verteld. Daar kon ik enig begrip voor tonen, want sinds een paar jaar was bij haar door de pediater jeugddiabetes vastgesteld en stond ze op insuline. Een ernstige diagnose met een veeleisende therapie en discipline: niet makkelijk voor een adolescent!

Toen ik bij het meisje aankwam, zat ze rechtop in bed. Liggen was moeilijk, zei ze, omwille van het ademen en zitten deed pijn aan haar buik. Ze voelde zich ellendig. Bij auscultatie hoorde ik niets abnormaals, geen inspirator noch expiratoir piepen, geen gelokaliseerde reutel. Haar buik was volkomen soepel. Ik stond enigszins voor een raadsel. Haar bloedsuiker was aan de hoge kant maar niet om onmiddellijk te paniekeren. Wat was hier aan de hand?

Even dacht ik dat ze aan het hyperventileren was? En zou ze misschien zwanger zijn en het niet aan haar mama durven te vertellen? Beide klachten zouden op die manier wel een uitleg gekregen hebben? Snel had ik door dat deze veronderstellingen louter speculatie waren en niet medisch gegrond. Ten andere, de patiënte zelf bleef stellig deze hypothese ontkennen. Ik mocht niet aarzelen. Er zat niet anders op dan snel het kind naar het ziekenhuis te verwijzen zonder vermoeden van de juiste diagnose. Dit overkwam me niet dikwijls, al zeg ik het zelf. Meestal kon ik al een richtinggevende diagnose meegeven. Ik was gefrustreerd.

Later vergaf ik het mezelf, als ik vernam dat ze " een metabole acidose" had, een moeilijke diagnose, maar een ernstige, mogelijks levensbedreigende complicatie van haar suikerziekte. Gelukkig was ze tijdig in het ziekenhuis en is het goed is afgelopen.

dinsdag 18 april 2017

Als je als jonge arts getuige bent van een ongeval op straat

Als jonge, beginnende arts was ik getuige van een ongeval op de weg. Het was mijn deontologische plicht iedereen in nood ter hulp te komen. Een man lag op grond naast zijn moto en een wagen was scheef ernaast tot stilstand gekomen. De autobestuurder zat geknield naast de man. Ik parkeerde mijn wagen snel aan de kant en liep naar de bewegingsloze figuur op de grond.

Het moest pas gebeurd zijn. Er was nog geen GSM en het eerste naburige huis stond op honderd meter. De gekwetste persoon was bewusteloos en de bestuurder van de wagen probeerde hem op te tillen. Hij zei dat hij hem naar het ziekenhuis wilde voeren… Ik vertelde hem dat ik dokter was en dat dit geen goed idee was, dat hij beter naar het huis kon rennen om hulp in te roepen en intussen de voorlopige bewaking van de gekwetste aan mij overliet. Dat we hem zeker zomaar niet mochten verplaatsen.

Zijn blik sprak boekdelen. "Met wat bemoeide ik mij?" Zo'n jonge vrouw ging hem de les eens spellen?" Er was geen zeggen aan. Dat was duidelijk! Nodeloze tijd verliep. Uit nieuwsgierigheid had zich intussen een groepje mensen rond ons verzameld. En gelukkig was één van hen de hulpdiensten gaan oproepen. De nachtmerrie was over. Dacht ik. Ik hoorde al de toeters van de verlossende ziekenwagen.

En daar stopte de politiewagen met zijn zwaailichten en iedereen maakte plaats. De betrokken bestuurder en ikzelf bleven zitten bij het slachtoffer.
"Van wie is die wagen daar?", was de eerste vraag van de politieman, wijzend naar mijn auto.
"Van mij", zei ik. "Ik ben dok...."
"Weet u dat u de weg belemmert zo?"

Dit was er voor mij teveel aan. Met mijn beetje resterende kalmte legde ik uit dat het ongeval mij ernstig had geleken.
Dat ik niet de tijd had genomen om zorgvuldig na te gaan of mijn voertuig wel volgens het boekje geparkeerd stond.
Dat ik de vitale parameters bij de gekwetste de hele tijd had in het oog gehouden.
En dat ik onmiddellijk zou vertrekken als de professionele hulpverleners ter plekke waren.
Het scheelde geen haar of ik kreeg een boete.

Geen leuke ervaring dus. Veel kan je als huisarts meestal niet doen in zulke situatie, bij een ongeval op de openbare weg. Vooral beletten dat er geen domme dingen gebeuren in die eerste minuten na een accident. En toch: een zeldzame keer kan een levensreddende actie, zoals de ademhalingswegen vrijmaken of een bloeding stelpen bepalend zijn voor de afloop van het ongeval en de toekomst van het slachtoffer.

 

vrijdag 17 maart 2017

Dokter zijn als je patiënt je niet begrijpt (letterlijk)

Het was een vrij nieuw fenomeen: de vele anderstalige patiënten. We woonden relatief dichtbij een OCMW-centrum en er was een afspraak met de sociale dienst, dat inwijkelingen via hen naar ons konden worden gestuurd in geval van medische problemen.

Dikwijls was het niet makkelijk goede geneeskunde te bieden aan deze nieuwkomers.
-          Ze waren onze taal helemaal niet machtig
-          en de beleving van hun ziekte was ook volledig verschillend van onze gewoonten om met ziekte om te gaan.
-          Angst overheerste meestal het tableau. Bij sommigen was een zekere overdrijving van de klachten de uitweg om zich duidelijk te maken.

Gelukkig hadden we Babel: een tolkbureau. Je kon er elke morgen en namiddag naartoe bellen om over de telefoon hulp te krijgen bij de consultatie: in zeer veel verschillende talen: Russisch, Turks, Bulgaars, Tsjetsjeens … noem maar op. Ze vonden telkens wel iemand die de taal van de patiënt kende. Een dergelijke consultatie was wel tijdrovend, maar het gaf me tenminste het gevoel met mondige patiënten bezig te zijn. Met mensen. Het ging zo: Als dokter belde ik naar Babel. Ik moest de taal van de patiënt doorgeven en even wachten tot ze een geschikte tolk gevonden hadden. Ik gaf mijn telefoontoestel aan de patiënt, die zijn verhaal aan de tolk kon doen in zijn eigen taal. Die vertaalde de klachten van de patiënt naar mij toe. Na onderzoek belde ik terug om door diezelfde tolk aan de patiënt mijn conclusies en therapeutisch voorstel te laten uitleggen.

Die avond sloot ik de voordeur stipt om 19 uur. Dit was het uur waarop de raadpleging normaal zou eindigen maar in realiteit was dat zelden het geval. Integendeel, vijf minuten voor 19 uur glipten meestal de laatste patiënten nog binnen in de wachtzaal. Daar hielden we rekening mee. Vele mensen werkten immers laat of stonden soms (on)verwacht in de file na het werk. Maar vanaf september, oktober was het op dat uur al donker op straat en om veiligheidsredenen, deed ik de voordeur in het slot. De apotheker in onze straat was al twee maal overvallen en dat was beangstigend. Wie tijdig in de wachtzaal zat werd natuurlijk nog bediend.

Rond kwart voor acht werd er aangebeld. Ik was juist bezig met de voorlaatste patiënt. Aan de deur stonden vijf mensen: drie mannen en twee vrouwen en een peuter in de armen van één van de twee vrouwen. Het waren duidelijk geen mensen van hier, aan hun teint en kledij te zien.
 “Bébé malade”, zei één van de mannen.
 Ik legde uit dat de raadpleging eigenlijk gedaan was en verwees naar ons uithangbord met de uren van de raadpleging. Zo verging het elke patiënt die na de uren nog aanbelde.
“Comprend pas”, zei hij.
 Ondanks het angstige gevoel dat mij overviel bij het zicht van het grote aantal mensen die de kleine patiënt begeleidde, besloot ik het groepje binnen te laten. Het was koud en donker buiten, ze begrepen niet wat ik hen wou uitleggen en waren het hier duidelijk niet gewoon.

In de wachtzaal roffelde de laatste dame ongemakkelijk op haar stoel. Ik ronde de consultatie af mevrouw B. en liet mevrouw C. binnen. Normaal gezien had mijn avond erop gezeten maar nu wachtte mij nog een moeilijke klus. Mevrouw C. maakte me nog wat ongerust ook. Vijf volwassenen voor één zieke kleine, dat was hier echt niet de gewoonte.
“Let toch goed op hé dokter. Je bent toch niet alleen in huis? Dat zijn zo vreemde mensen!”
Dat bemoedigde me echt wel niet. Toen ze de deur uitstapte, verwittigde ik toch even mijn echtgenoot die boven aan de computer aan het werk was en vroeg hem een oogje en een “oortje” in het zeil te houden. Maar ik wist zelf wel uit ervaring, tijdens stages in ziekenhuizen, dat het dikwijls voorkwam dat in zuiderse landen een hele familie een zieke begeleidde naar de dokter of de spoeddienst. Het is gewoon een kwestie van steun en solidariteit.

Ik stapte vastberaden naar de wachtzaal. Alle vijf maakten ze aanstalten om met mij naar het kabinet te komen. Dat kon ik gelukkig wat beperken.
”Enkel de mama met de baby, alsjeblief.”
Gerommel! Iemand zei dat de mama geen Nederlands of geen Frans verstond en dat dus een vertaler moest meekomen. En de papa zou en moest er ook bij zijn!
Uiteindelijk zat ik met twee mannen, een vrouw en de zieke kleine in mijn kabinet: de papa, de mama en de “tolk”. Op dit late uur was Babel niet beschikbaar! De andere twee mensen bleven een tijdje in de wachtzaal zitten en hoorde ik dan stilletjes de voordeur uit glippen. Intussen had ik met veel over en weer gepraat (wat Frans en wat Engels) en met veel gebaren min of meer het kindje kunnen beoordelen en onderzoeken.
 
Het was duidelijk dat dit kindje niet zwaar ziek was en dat ze gerust de volgende dag tijdens de normale openingsuren hadden kunnen komen, wat de raadpleging veel gemakkelijker had gemaakt. Maar ik bedacht dat als ik hen niet had bediend die avond, ik onmiddellijk, weliswaar onterecht, als raciste zou aanzien zijn. Nu waren de mensen mij dankbaar en was ik blij dat deze “pseudo-bedreigende situatie” enkel maar wat van mijn tijd had gekost. 

Dit was de toekomst. Andere culturen en gewoonten leren kennen en leren inschatten. En gelukkig was er Babel.

zondag 12 februari 2017

Stage lopen op chirurgie: een straffe leerschool!

Vooraleer ik mijn huisartsenpraktijk kon beginnen, moest ik een heleboel stages doorlopen. Eén stage zal ik niet gauw vergeten. In groen kostuum, met wit papieren hoofddeksel en masker: griezelig en grappig ...soms...was ik een "groentje", een stagiaire op chirurgie.

Mijn eerste stagedag op chirurgie zat erop en het beloofde boeiend te worden! Het was 21 uur. De oude lift bracht mij naar de derde verdieping van het ziekenhuis. Na een ouderwets "kling" geluid, draaide ik het roestige, ijzeren hek open en liep naar rechts zoals de verpleegster mij had uitgelegd. Het kamertje voor de inslapende stagiairs bevond zich helemaal op het einde van de gang. Deze verdieping was namelijk niet meer in gebruik. De nonnetjes die vroeger het hospitaal runden sliepen er destijds. Ik liep een beetje op de tast door de smalle duistere gang. Enkele kleine waaklichtjes tegen de grond lieten een zwak schijnsel achter op de muren. Aan beide zijden waren een vijftal deuren die je moest passeren eer je aan je logeerplek kwam. Binnen stonden twee ijzeren bedden met tussenin een kleine lavabo. Uit de kraan kwam alleen ijskoud water. In de hoek zag ik een ijzeren kast, waarvan de deuren pijnlijk krasten als je ze opendeed. Er lag dan ook niets in. Een viersterrenhotel had ik natuurlijk niet verwacht, maar zo’n akelige, eenzame plek, Brr!

Gezien ik niet de dochter was van één of andere professor, en ook geen mensen kende met een lange arm die voor mij een woordje konden voorspreken, was ik natuurlijk in een klein, tweederangs ziekenhuis geparkeerd en niet in het meest gegeerde centrum van de provincie. Toch werd deze stage een unieke kans om ervaring op te doen. Hier, op de dienst heelkunde en op de spoed, ging het niet om "van buiten blokken" maar om echte, praktische handvaardigheden te
verwerven: bloed prikken, intramusculaire inspuitingen geven, wondes hechten, diepe splinters verwijderen, ingegroeide nagels behandelen... allerlei kleine ingrepen die je als huisarts courant moet doen en liefst wat handigheid in hebt.

Een groot voordeel voor mij was mijn tweetaligheid. Gezien mijn collega stagiair bijna geen Nederlands kende, en het aantal Vlaamstalige patiënten toch wel aanzienlijk was in dit ziekenhuis, kwam ik noodgedwongen meer aan de bak. Anderzijds was Frans de voertaal en ik moest het maar verstaan.  

De hoofdverpleegster had alle touwtjes in handen. Zelfs de beide chirurgen schikten zich naar haar orders. Zij bepaalde de volgorde van de operaties, ze bereidde de operatiezaal voor, ze was de instrumentiste aan de operatietafel, ze regelde de opnames en de vertrekken van de patiënten. Deze "commandant majoor" leerde me enorm veel: over steriel werken, over operatie instrumenten, over "hoe een operatie assisteren"... "Vous pouvez fermer" beval ze na de appendicectomie. De patiënt sliep toch en onder het toekijkende oog van de "infirmière chef" mocht ik de operatiewonde sluiten. Zo gebeurde het meer en meer. Na een tijdje verliet zij samen met de chirurg zelfs de tafel en kon ik de operatie afwerken. Zalig gevoel!

Op de consultaties mocht ik de intramusculaire inspuitingen geven. Bijvoorbeeld vitamine B 12 bij een maagpatiënt. Mijn eerste spuit vergeet ik nooit. Toen gebruikte men nog maar pas wegwerpspuiten en de kwaliteit liet soms te wensen over. Het gebruik ervan vroeg enige ervaring want de stamper schoof zeer stroef doorheen de plastic spuit. Dus: om de overtollige lucht uit de spuit te duwen moest je zéér gedoseerd drukken. Het zou me maar één keer overkomen, maar ja:
daar vlogen de vitamines hoog omhoog en dropen langsheen de muur van het kabinet naar beneden! Ik had veel te hard geduwd. Gelukkig was de patiënt nog heftig in gesprek met mijn stagemeester over de komende operatie en kon ik het ongelukje ongemerkt wegwerken.

Op zaterdag ging om zes uur de wekker. Vandaag werkte het labo op halve kracht. Dit betekende dat elke dienst zelf zijn bloedafnames moest verrichten: een unieke kans voor de stagiaire. Ik werd op pad gestuurd met een dienblad vol buisjes in verschillende kleuren en naalden in alle maten. Daarbij een aantal aanvraagformulieren. " Chambre 10, 17 et 22" luidde de opdracht. De eerste keer liep ik met lood in de schoenen en een rammelend dienblad, door de half slapende gang van de verdieping. Zelfverzekerdheid uitstralen en doen alsof het je honderd en éénste bloedname was. Dat zou het beste zijn. Voor mezelf en de patiënt. En het lukte. Halleluja! De volgende afnames gingen vlotter en vlotter zodat ik later met gemak "une prise de sang difficile au numéro 20" onder handen durfde te nemen.

En zo verwierf ik langzamerhand een aantal technieken die me later zeer goed van pas kwamen. Met dank aan de stagemeesters en ook aan de verpleegster "chef majoor!"

zondag 15 januari 2017

Een memorable wacht/nachtdienst


Overdag was het merkwaardig rustig. Iedereen was koopjes gaan doen, denk ik, en de griepperiode was eigenlijk al een tijdje fel afgezwakt. Misschien deze keer een lichte wachtdienst? Niets was minder waar …


Om 20.30 uur brak de hel los. De ene oproep na de andere. Een paar mensen waren bereidwillig om zelf te komen maar om 21.30 uur bleven er nog twee visites over, gelukkig toevallig in dezelfde straat. Ik vertrok, gewapend met mijn GSM én de wacht-GSM en zei aan mijn man dat hij gerust kon gaan slapen als het te laat werd.
 
Ik had nog maar net mijn eerste bezoek afgelegd, een vrouw met hevige rugpijn die ik een pijnstillende spuit had toegediend, of daar rinkelde de wacht-GSM met de urgente vraag onmiddellijk naar de Uithoekstraat 48 te komen voor iemand met ”pijn in de borst”. Een terechte oproep maar aan de hele andere kant van het wachtgebied!

Ik was op vijf stappen van De heer Evert die nog op mijn lijstje stond, maar hij zou moeten wachten want deze oproep ging voor. Dus de auto in en snel naar de Uithoekstraat! Het was intussen pikdonker en deze straat had haar naam niet gestolen want veel verlichting was er niet. De huisnummers waren van uit de auto niet te lezen, temeer dat veel woningen achterin waren gebouwd. Nummer 44 was hier en nu was ik reeds bij nummer 52. Dus even rechtsomkeer en met wat gissen, vermoedde ik dat nummer 48 het huis was vol graffiti… Inderdaad, toen ik de oprit opreed ging de automatische verlichting aan. Was ik bij een sekte beland of een of andere hippe jeugdgroep?

Een slonzige, in zwart geklede man met haar tot laag in zijn rug, kwam haastig naar buiten. Even was ik niet op mijn gemak. Maar toen ik de gezellige kamer betrad en een kerstboom zag staan, ontspande ik. Een vijftiger zat in de zetel en vertelde zijn klachten. Echte angor! Mogelijks een infarct. Snel bestelde ik de ziekenwagen met reanimatie erbij en probeerde hem de ernst van zijn probleem uit te leggen en “ dat het zeer belangrijk was snel te reageren”.

Terwijl ik op de Mug wachtte, kreeg ik werk bij. “Twee kinderen met hoge koorts en felle diarree, of ik kon komen?” “Nee het kon niet wachten tot morgenvroeg, want de kleinste was al twee dagen ziek en nu hadden ze schrik voor uitdroging!” Ik verduidelijkte dat ik nog iemand eerst moest zien en dan langs zou komen.

Intussen was het elf uur geworden toen ik bij Meneer Evert arriveerde. Hij liet me grommend binnen. Hij had zich vanmorgen bezeerd aan zijn scheenbeen tijdens het sneeuwruimen op de stoep. Hij had er toen geen tijd voor genomen om de wonde te ontsmetten en nu begon ze er hoe langer hoe lelijker uit te zien. Aan zijn onderbeen was een lap huid helemaal weggeschoven en errond zag het helemaal blauw. Middenin plakte wat droge vuiligheid. Even vloekte ik inwendig: een vieze wonde op een slecht doorbloede plaats. De huid dreigde af te sterven. Dit had veel eerder verzorgd moeten worden .Waarom was ie toch niet onmiddellijk deze ochtend naar mijn kabinet gekomen? Nu stond ik hier midden in de nacht in een rommelige keuken een wonde te ontsmetten. Geen plaats om iets proper neer te leggen, laat staan steriel tewerk te gaan. Men moest mij hier bezig zien. Ik raadde hem aan de volgende dag naar zijn huisarts terug te gaan om tenminste de eerste keer het verband te vervangen en zijn inenting tegen tetanos in orde te brengen.

Vandaar reed ik naar de” diarree-kinderen”. Waarschijnlijk was ik al herhaaldelijk het huis voorbijgereden, maar die mensen hadden besloten dat ik waarschijnlijk niet meer zou opdagen en dus hun verlichting aan de voordeur uitgedaan! Met mijn persoonlijke GSM belde ik hen: “Kunt u me zeggen waar jullie huis zich juist bevindt? Ik rijd over en weer in de straat en vind het niet!" Ik hoorde een verbaasde slaperige stem zeggen dat ik het kleine wegeltje tussen het café De vette os en de nummer 10 moest oprijden en daar was het! Met nieuwe moed reed ik naar de gegeven plek en effectief daar stond nog een woning! De kinderen waren al in slaap gevallen en werden amper wakker tijdens mijn onderzoek. Dit wees trouwens op niets ernstigs! Maar kijk “ongeruste mama's moeten begrip krijgen” zei mijn moeder steeds. “Jij bent dokter, maar als je als mama met een zieke kleine zit, ben je snel bang!”

Vannacht hield het niet op: Nog een zieke met een hypertensie-aanval en iemand met hyperventilatie: twee tijdrovende visites voor ik mijn bed zou zien. Als ik uiteindelijk rond drie uur in de morgen thuis arriveerde, stond mijn man me ongerust op te wachten. Hij was om twee uur wakker geworden en had mij niet in bed aangetroffen. Nochtans had ik volgens de verwachting al lang terug moeten zijn! Maar hij had geen weet van de tussentijdse oproepen. Hij had me op mijn GSM gebeld maar die was ik tijdens mijn bezoek aan de kindjes in de wagen vergeten! Dit had hem echt alert gemaakt “Er was me toch niets overkomen?”

Gelukkig niet, maar volledig uitgesloten was het in deze tijd niet meer. Meerdere apothekers waren al overvallen in ons gebied. Ze hadden intussen hun winkel omgebouwd tot een versterkt kasteel, met camera's en inkom bellen. En wij huisartsen zetten in de week onze voordeur gastvrij open, reden rond in de wacht zonder enige bescherming, naar alle mogelijke locaties en bij volledig onbekende mensen…

Het was de eerste keer in mijn loopbaan dat ik er mij echt van bewust werd dat ik, als vrouw zeker, mogelijks toch gevaar liep. Ik was blij niet in de volle stad te wonen en te werken, waar het gevoel van onveiligheid al een tijdje tussen de artsen leefde.