zondag 29 december 2019

EEN VREDEVOLLE KERSTTIJD EN EEN GEZOND 2020

KERSTTIJD EN EINDE JAAR



















Laat het voor jullie een tijd van rust en vrede zijn!
Voor mij is het steeds een tijd van reflectie en mijmeringen, ook over mijn geliefde beroep.

Van één ding heb ik spijt. Vanaf de jaren 90, verscheen er wel iedere dag iets over de huisartsen in de krant. Had ik toch maar alle artikels uitgeknipt en bijgehouden! Ik kon er mijn huis mee behangen.
Hoewel ik me dikwijls blauw ergerde over wat er geschreven werd, soms had het ook iets tragikomisch! Ten andere, om al die commentaren te overleven, moest je ze wel met een korreltje zout nemen en er over grappen onder collega’s. De kranten en de weekbladen stonden vol met artikels die wijsheden propageerden over de dokters.  
De ene dag gaven we veel teveel antibiotica. We gaven ook de verkeerde antibiotica. We schreven sowieso teveel pillen voor: “Zie maar de statistieken van de andere landen!"De andere dag kenden we niets van depressie. 
We schreven teveel antidepressiva voor. We kozen uiteraard ook voor de verkeerde!We zouden in onze opleiding veel te weinig geleerd hebben hoe communiceren met deze groep van  patiënten! “De psychologen konden deze aandoening veel beter aanpakken."
We verwezen rugklachten te weinig naar de kinesist en de chiropractor, want we begrepen onvoldoende het fantastische effect ervan. “Zij zouden deze kwalen veel beter oplossen dan wij." Paptesten (preventief gynaecologisch onderzoek) zouden de huisartsen onvoldoende onder de knie hebben:“Je kon beter bij de gynaecoloog  terecht."
Slaappillen werden onterecht en te lang gegeven. (Dit wil ik onmiddellijk beamen)Je moest onmiddellijk naar de neuroloog, de NKO en het slaaplabo in deze moderne tijd!!(Dat is dan het andere uiterste)
Alsof ons beroep nog niet genoeg door het slijk werd gehaald kwam er geregeld wat reclame op de radio: Elk jaar wordt er een melanoomdag georganiseerd, allen naar de dermatoloog! Het is zelfs gratis!Op de 60-plussers-beurs kan je je BD en hartritme laten meten. Als er iets scheelt kan je dan meteen naar de cardioloog!Ik kan zo nog lang verder doorgaan:Voortdurend reclame voor andere beroepsgroepen die zich op ons terrein begaven, afgewisseld met negatieve beeldvorming over de huisartsen. 

Toegegeven, in die jaren hadden mijn mannelijke collega’s het nog harder te verduren. 
Er werd een complete vervrouwelijking van het beroep ingezet en gepromoot door allerlei vrouwenbladen en groeperingen.
“Plots waren de vrouwelijke artsen veel beter dan de mannen”. Eigenaardig, want van oudsher waren de dokters toch meestal mannen en waren de mensen dit gewoon? “Maar nu werd het( zogezegd) duidelijk dat zij niet zoveel empathie en luisterbereidheid vertoonden als de vrouwelijke artsen, de opkomende grote groep”. Dit was langzaam begonnen aan de universiteiten en nu op het terrein.
Deze tendens ging zeer ver. Plots werd er expliciet gevraag naar een vrouwelijke dokter: Op de wacht. Voor de doordeweekse afspraken van raadplegingen  in groepspraktijken. Overal! Het werd zelfs zo extreem dat bij een dringende oproep een patiënt te laat in de spoed terechtkwam omdat hij geweigerd had de mannelijke collega die beschikbaar was te laten komen in plaats van de vrouwelijke arts die op dat ogenblik in consultatie bezig was en dus niet zo snel bij hem thuis kon geraken!!

Het is zoals met de politiek. Journalisten beseffen niet dat ze langzaam, ongemerkt, een bepaalde opinie en mentaliteit doordrijven, bij de mensen in lepelen en zo bepaalde beroepsgroepen ondermijnen. Ik ben dikwijls gefrustreerd geweest bij het lezen of horen van zo'n boodschappen. Het maakte me opstandig, maar het gaf me ook energie. 
En als ik tijdens mijn raadpleging het vertrouwen en de aanhankelijkheid van sommige patiënten voelde, dacht ik telkens: “Dat kan een krantenartikel of een of ander interview niet zomaar stukmaken !”
Niet lang geleden verscheen een vergelijkende studie over het vertrouwen van de mensen in bepaalde beroepsgroepen: brandweermannen, politiemensen, advocaten, huisartsen, specialisten, politici en hierbij staken de huisartsen met kop en schouder bovenuit samen met de brandweerlieden.





zondag 17 november 2019

EEN VERDOEMDE ERFENIS



“Dokter, nu duurde het toch lang. De mensen vertellen zeker heel hun leven?”Meneer Zeno kwam zuchtend, als laatste de consultatieruimte binnen. Hij moest eens weten...



Het gesprek met het voorgaande koppel was effectief uitgelopen. Maar daar waren alle redenen toe. Gerda was beginnen klagen over de enorme zenuwachtigheid van Willy, haar echtgenoot. Daar waren ze ook voor gekomen. Hij kon de laatste tijd geen vijf minuten meer stil zitten. Hij zat zo te schuifelen en te bewegen dat hij al dingen had laten vallen en brokken had gemaakt in de keuken. Het kon zo niet verder. "Of ik niets kon geven voor zijn nervositeit?"

Maar bij het binnenkomen van het koppel was mij al iets bizar opgevallen aan de gang van Willy. En terwijl hij aan mijn bureau zat, bewoog hij voortdurend ongewild en het was of hij zich probeerde te vermannen om zijn spieren stil te houden. Hij had zijn bewegingen niet onder controle.
Het hele plaatje deed me denken aan .......
Ik vroeg hem hoelang hij zich zo al voelde? Waarom hij mogelijks zo zenuwachtig zou zijn? En dan: "Of er in de familie soms mensen waren die diezelfde “nervositeit” hadden ontwikkeld op latere leeftijd?" 

Hij bekeek me onbegrijpend, verbaasd: “Wat had dit met zijn probleem te maken?”


Ik zei hem dat deze informatie heel belangrijk kon zijn om tot een goede diagnose te komen. Dat sommige aandoeningen nu eenmaal in bepaalde families meer voorkwamen. Hij begon zichtbaar een onderzoek in zijn geheugen. Makkelijk was het niet, want vader was jong overleden aan een onduidelijke ziekte en broers of zussen had hij niet. Toen herinnerde hij zich een oom die in een tehuis was sinds zijn 65 jaar en nog een neef, die hij niet goed kende maar blijkbaar ook chronisch ziek was, niet meer buiten kwam en nooit deelnam aan familiefeesten. Hij en Gerda hadden twee zonen, dertigers, en die waren tot nu toe beiden gezonde volwassenen. Deze uitleg stelde me geenszins gerust en vooral het idee van zijn twee zonen was beangstigend. Want stilaan bevestigde zich mijn vermoeden dat deze man leed aan de ziekte van Huntington, een dominante erfelijke aandoening.


Ik stuurde Willy uiteraard zo snel mogelijk door naar neurologie met nog een klein sprankeltje hoop dat ik me vergiste. Jammer genoeg werd de diagnose geconfirmeerd en begon men een grondig familiaal onderzoek. Ook zijn kinderen werden betrokken. Zij kregen de mogelijkheid aangeboden zich genetisch te laten screenen om te weten of ze drager waren van het kwalijke gen. Een van beide weigerde. Hij wist liever niet wat hem boven het hoofd hing. Het was toch een onomkeerbare en ongeneeslijke ziekte. Inderdaad, voor deze generatie was het te laat. 


Nu beschikt men nu over geavanceerd genetisch onderzoek en kan een uiterst moderne aanpak bij kinderwens worden aangeboden, zodanig dat men een voortzetting van deze ellendige ziekte kan voorkomen. Maar eerst moet een familiale link gelegd worden, het erfelijke patroon herkend worden. Vroeger was dit niet zo evident. Willy was een slachtoffer van zijn tijd.

vrijdag 11 oktober 2019






Mensen zeiden soms: “ Dokter, de hele dag die verhalen aanhoren van al die zieken. Ik zou dat niet kunnen!”

Ondanks het feit...of misschien juist omwille van het feit dat patiënten met al
hun problemen naar mij kwamen: hun angst, hun stress, hun fysieke 
klachten, was ik me zeer bewust dat het in zekere zin gemakkelijk was dokter te zijn. Veel eenvoudiger dan: mama zijn, oma of welke ander familielid ook van een zieke. Het gaf mij ook een enorme voldoening te kunnen helpen.




-Een kind met hoge koorts kan er zo zwak uitzien dat elke mama dagen erg ongerust loopt.
Voor mij als arts kwam het er vooral op aan het kind goed te onderzoeken en een gefundeerd besluit te trekken. Op een kwartier, twintig minuten was ik daarmee rond. De mama stapte naar buiten met het voorschrift voor de nodige medicijnen en met de verwachting dat haar kind snel zou genezen.
Maar het kind wil niet eten. Loopt de hele tijd te jammeren of te huilen. Is onrustig. Slaapt niet goed. Mama krijgt er amper wat drinken in en als het niet meevalt wil de kleine zijn medicatie niet innemen zonder een gevecht. Niet simpel dus. En dit kan wel een paar dagen aanslepen vooraleer de ziekte keert en ook de bezorgdheid kan wegebben.







-Telkens ik wegreed van bij iemand met een chronische aandoening die ik aan huis bezocht, realiseerde ik me dat ik ongelooflijk veel geluk had zelf de patiënt niet te zijn. Je kon beter niet in diens schoenen staan. 
Dag in dag uit werd er voor hem of haar gezorgd. De verpleegster kwam dagelijks. De kine ook soms. De partner en de familie stonden stand-by.
Ik passeerde. Het louter medisch onderzoek duurde een kwartier misschien. En ondanks het praatje achteraf, de bemoedigende woorden in de gang... ik vertrok en liet uiteindelijk de mensen met hun leed achter. Hun lot liet me natuurlijk niet onberoerd, integendeel. Ik moest er bewust over waken me niet te diep in te leven in elk ziekteverhaal, want dan zou ik mijn werk niet meer evenwichtig kunnen doen. 

-Soms was ik beschaamd over mijn geprivilegieerde situatie als ik de verhalen van de mensen hoorde tijdens de raadpleging. Ik zat steeds aan de juiste, gezonde kant van het bureau. 
Bij de dame die voor de tweede keer weduwe was geworden en zat te wenen terwijl ze zich  verontschuldigde voor haar emotionele uiteenzetting, had ik het gevoel dat ik alleen wat clichés kon bedenken om haar te troosten. Het was zij die dapper en sterk was, niet ik. Maar ze was me al dankbaar voor het luisterend oor.

Natuurlijk waren er patiënten die me het bloed van onder de nagels haalden door herhaaldelijk gezeur en onterecht geklaag. Hen durfde ik wel eens scherp te antwoorden. Iemand die 80 was geworden en alleen wat lichte arthroseklachten vertoonde had niet het recht te zeuren alsof hij de ellende van de wereld op zijn schouders torste. “ Hij kon al niet meer aan zestig jaar sterven.” Hem zou ik wel eens willen uitnodigen om met mij de werkelijkheid onder ogen te zien.

dinsdag 17 september 2019

Daar moesten eens ongelukken van komen.            


Was ze echt bang van ziek te zijn? Of wou ze       eigenlijk graag ziek zijn omwille van de aandacht die ze dan zou krijgen? Geloofde ze echt dat hoe meer pillen ze nam, hoe beter ze zich zou voelen?


Monica had het allemaal. 
Al heel lang was ze een echte hypochonder. Als ze een virale keelontsteking had of een banale winterverkoudheid, was ze volgens haar zeggen doodziek en ongelooflijk ellendig: Ze kon niet meer ademen. Haar keel zat volledig dicht. Ze zou wel stikken! Als ze buikkrampen had door wat enteritis had ze telkens heel zeker een appendicitis: “Ik zou haar naar het ziekenhuis moeten sturen.”
Een kleine wonde was “zeer gevaarlijk” en een verstuiking? “ Kon het toch geen fractuur zijn?”


Ze belde me steeds in paniek en dringend. Altijd met overdreven beschrijvingen van”hoe ziek ze wel was”. Ik had er haar op gewezen dat haar klachten op deze manier niet meer in proportie waren met de realiteit. Dat dit risico’s inhield en dat het wel eens zou kunnen gebeuren dat wanneer ze echt zwaar ziek was, een verkeerde inschatting zou gemaakt worden.
In de loop van de jaren was haar geloof in medicatie zo sterk toegenomen dat ik haar na een consultatie niet naar huis kon sturen zonder pillenvoorschrift. Alles ging beter met medicamenten. Gelukkig kon ik haar sussen met een vitamientje of een of ander placebo. Dat nam ze dan ook strikt volgens de regeltjes: nuchter of na het eten. Als het moest zou ze er zelfs een half uur vroeger voor opstaan.

De laatste tijd verdacht ik er haar van bij verschillende apotheken alsnog medicamenten bij te halen als ze er niet genoeg voorgeschreven kreeg.
Ik hoorde van een collega dat ze onlangs bij hem was langs geweest. Ze was vaste klant geworden van de weekend-wachtdienst en de meeste collega’s kenden haar al. Het medical shopping syndroom was ingezet. Daar schuilde ook een gevaar in. Ik moest beletten dat ze in de val zou lopen in haar zoektocht naar medische aandacht.
Ik moest haar vrijwaren van kwakzalvers of natuurgenezers die zouden ingaan op haar klachten en haar door de medische molen draaien, haar aan het lijntje houden of zelfs een onnodige operatie zouden aansmeren.


Monica liep echt gevaar. Ze was nog jong. Ze moest dringend een andere levenshouding aanleren ten opzichte van gezondheid. Zo kon ze ook nooit een normaal gelukkig leven lijden. 
Haar gedrag was een signaal, een noodkreet.
Na lang praten en luisteren, was ze bereid psychologische hulp te aanvaarden. Ze zou een lange begeleiding nodig hebben want de wortels van haar gedrag lagen in haar bewogen jeugd en opvoeding. Er moest veel angst, ongeloof en weerstand overwonnen worden. 
Het kwam uiteindelijk goed met haar. Ze ontwikkelde langzaam aan een evenwichtige manier om met“ziek zijn” om te gaan. Ze ontdekte haar eigen waardig zelfbeeld.

zaterdag 10 augustus 2019

EEN GEHEIM-ZINNIGE BRIEF

De geheim-zinnige brief

Het was geen liefdesbrief of een bedelbrief. Geen sollicitatiebrief of een aanbevelingsbrief. Maar toch moest mijn brief aan vele voorwaarden voldoen. Hij moest natuurlijk de nodige administratieve gegevens bevatten maar nog zoveel meer... Voor de patiënt hing er een zweem van geheimzinnigheid rond maar voor mij moest hij vooral zinnig zijn.



Ik schreef hem ontelbare keren. Van aan mijn bureau: heel comfortabel en rustig op mijn computer. Van op een schamele keukentafel, in de halve donker, tussen de resten van boterhammen die niet waren opgegeten omwille van het acute voorval. Van op de rand van het bed van de patiënt, die ik niet durfde alleen laten in afwachting van de ziekenwagen die hem zou komen ophalen.

De ene keer was hij dus heel netjes, duidelijk gedrukt en mooi gevouwen. De andere keer was hij bevuild met koffievlekken of bloedspatjes en vluchtig in een gekreukte omslag gepropt.

Soms was de brief een epistel, met alle subtiele details die belangrijk zouden kunnen zijn voor de goede benadering van mijn patiënt door de onbekende arts die hem zou opvangen en verder begeleiden. Soms had hij eerder iets van een telegram, zeer snel neergekrabbeld, met enkel de essentiële kernwoorden die onmiddellijk noodzakelijk waren om de diagnose en behandeling door de volgende arts te vergemakkelijken.Ik gaf hem mee, in een gesloten omslag met mijn stempel op de achterkant, liefst op de sluiting. Mijn verwijsbrief leek op een geheime brief. 

Naargelang de patiënt aan wie ik de brief gaf, wist ik op voorhand dat hij hem zeker zou openmaken en zelf eens lezen vooraleer hem (al dan niet soms) te overhandigen aan de bestemmeling: de specialist, de spoedarts. Daarom was ik voorzichtig met mijn info. Het ging over hem. Ik moest de ongewenste lezer niet onnodig laten panikeren over een ernstig vermoeden van kanker.( dat hopelijk niet bevestigd werd). Of ik kon mijn onverwachte lezer niet uit evenwicht brengen door bedenkingen te uiten over mogelijke karakterstoornissen of hersenproblematiek. Het was in dit vroege stadium van diagnostiek meestal niet nuttig dat mijn patiënt op de hoogte was van alle mogelijke differentiële diagnoses die door mijn hoofd speelden. Het was dus een moeilijke oefening: genoeg info voor de collega en liefst niet teveel alarmbellen. Vroeger kon ik nog wat Latijnse medische termen gebruiken om iets “geheim” door te geven, maar internet heeft dit trucje al lang achterhaald.

Naargelang de bestemmeling ( de collega) paste ik mijn brief ook wat aan. Er waren specialisten die het niet apprecieerden als de patiënt verwezen werd met de diagnose op het dienblad “ in de brief” Anderen waren zeer tevreden met uitgebreide info en suggesties. In het belang van de patiënt probeerde ik ook hier mee rekening te houden.

Geef toe: een brief naar Sinterklaas is gemakkelijker!

zaterdag 6 juli 2019

ARTS IN HARTJE TURKIJE

VAKANTIE !

Eens was ik dokter in het hooggebergte van Turkije, in het binnenland. Op een onvoorstelbaar mooie en vergeten plek. Tussen de ruïnes van oude Romeinse tempels, theaters en fonteinen, onder de snikhete zon.

Geschiedenis had me altijd erg geboeid en toen er vanuit Leuven een berichtje in Artsenkrant stond met de vraag naar artsen om op vrijwillige basis het KUL team van archeologen te vergezellen naar Turkije, kriebelde het bij mij en mijn man. We voelden ons plots aangesproken door dit avontuurlijke project.
Er was  in Sagalassos een enorme opgraving bezig om een oud Romeinse stad die ooit door aardbevingen verwoest was, hoog in de bergen van het binnenland, herop te bouwen. Een prof uit Leuven was zeer geïnteresseerd in deze site en stelde er al verschillende jaren studenten en doctorandi archeologie te werk in de zomermaanden. De hele periode werd door een Belgische arts begeleid om in de medische zorgen van de equipe te voorzien.
Het lokte ons en we werden voor 14 dagen medisch verantwoordelijk gesteld voor de Belgische  delegatie en hun medewerkers in Sagalassos.
Het was op alle vlakken een belevenis. 

Na een wilde rit in een klein busje kwamen we aan in het Belgische huis van de expeditie. Midden in de nacht kregen we een soort pannenkoek aangeboden, verpakt in krantenpapier. Maar als je uitgehongerd bent en moe, zie je al gemakkelijk iets door de vingers.Ten andere, wat de voeding betreft zou deze houding ons nog van pas komen. 
Ook onze slaapplaats konden we beter niet te nauwkeurig inspecteren. Het had niets van een sterrenhotel. Twee smalle bedjes, geen kleerkast, enkel een mini wastafel en een medicatie/verbandkast was aanwezig. Net geen ongedierte! Over douche en toilet vertel ik beter niets.
De volgende ochtend werden we in een gelijkaardig busje vervoerd naar de top van de berg, waar de opgravingen doorgingen. Hier zouden we telkens de hele dag doorbrengen. We kregen een bieper en een helm. Hiermee moesten we over de hele site regelmatig rondwandelen en op alle oproepen reageren om hulp te bieden. 

Het was een prachtige site, ongelooflijk mooi gelegen. En hoewel toeristisch nog quasi onbekend, verbaasde het mij wat een schat aan archeologische voorwerpen en bouwsels er te zien waren. Rond de periode dat we daar aanwezig waren, werd er een gigantisch hoofd van een Romeinse keizer opgegraven. Het was puur feest! 
Ook mozaïeken vloeren van Romeinse villa's hebben we zien blootleggen.

Voor mij was daarbuiten ook de nauwe kennismaking met  de Turkse dorpelingen een ware revelatie: supervriendelijke en gastvrije mensen. De vrouwen van het dorp nodigden ons uit, schotelden ons hun beste maaltijd voor en boden ons thee en hapjes aan, zoveel we maar wilden. We  zaten in een kring met al de vrouwen samen op het tapijt van de woonkamer rond de overvloedig belegde borden. De mannen zaten in een andere ruimte op zetels die rondom rond in de kamer waren geplaatst.
In ruil voor het diner werd mij gevraagd de gastvrouw te onderzoeken en medisch advies te geven, Dit was niet helemaal binnen de afspraak, maar tussen de plooien liet de leiding het welwillend gebeuren. Mijn man werd braafjes bij de andere mannen in de naburige kamer geleid, want het unieke van de situatie was dat de dorpsvrouwen hun wat intieme probleempjes aan een vrouwelijke arts konden voorleggen.
In het officiële opgravingshuis onderaan de voet van de berg, ontmoetten we verschillende mensen uit zeer verscheidene disciplines. 
Verrassend hoeveel beroepen betrokken zijn bij zo'n opgravingen: landmeters, archeologen , biologen, fotografen, antropologen uit diverse landen.
Onze eigenlijke opdracht was een continue aanwezigheid op het terrein te verzekeren, voor in geval er iets zou gebeuren: een of ander ongeluk?, een onvoorziene instorting? iemand die onwel werd door de hitte?, een beet van een schorpioen of een slang?? Deze beesten verscholen zich onder rotsblokken en konden verassend tevoorschijn komen. Het waren grote giftige exemplaren. Een antiserum hadden we niet ter plekke. Dan moest hals over kop naar het dichtstbijzijnd ziekenhuis worden gereden, een spannende gevaarlijke klus.
Het kon allemaal gebeuren, want het terrein had iets van een bouwwerf, gelegen in een woest gebied met rotsen en wilde begroeiing. En daarbij: de volle hitte.

Mijn voornaamste taak was echter de psychologische begeleiding van sommige medewerkers met hun specifieke problemen ver van huis, soms bijna twee maanden: hun liefdes perikelen, hun studiestress, hun toenemende heimwee naar huis, hun successen of ontgoochelingen  enz
Hoewel we met ons hoofd niet volledig uit de praktijk waren geweest, hadden we een heel interessante vakantie beleefd verrijkend op menselijk vlak en op geschiedkundig vlak.


vrijdag 7 juni 2019

DE GULDEN MIDDENWEG

Over vermageren en zo...

Waarom worden we steeds van het ene uiterste naar het andere gedreven? In alles? 

Het opvoeden van kinderen zoals vroeger, met overmatig strenge regels en straffen is volledig omgeslagen naar de nieuwe vrije opvoeding. Mijn opa vertelde dat hij “van de riem” kreeg of soms op zijn knieën moest zitten met een stapel boeken op zijn hoofd of in een donkere kelder werd geduwd gedurende een uur. Vreselijk! Nu moeten we met onze kleuters overleggen hoe ze zich moeten gedragen. Alleen belonen, niet straffen.                                                                                    In de beleving van sexualiteit zijn we in de loop van de jaren van overdreven preutsheid en geheimdoenerij naar de vrije liefde in al zijn aspecten overgeheld. Onze grootmoeders en moeders wisten amper wat maandstonden waren, laat staan iets over leuke sexbeleving. Nu wordt zelfs promiscuïteit soms aanvaard als de normaliteit. Er ontstaan massa’s ethische problemen.                                                                                           Hetzelfde met kunst: waar vroeger de schilderkunst en de beeldhouwkunst een enorme vaardigheid en esthetisch gevoel vereiste, wordt nu de kakmachiene en de recyclage- kunstwerken de hemel in geprezen. Ik voel me soms in het sprookje beland over “de nieuwe kleren van de keizer”. Ik begrijp soms niets meer van kunst.

Maar ik wijk af van mijn medisch verhaal. Zo klonk het in de praktijk:

“Dokter, ik ben vreselijk verdikt, ik moet zeker 15 kg vermageren. Ik heb het berekend. Mijn BMI is veel te hoog. Misschien heb ik iets aan mijn schildklier? Het is niet normaal. En binnen twee maanden gaan we naar Spanje. Je weet, zoals elk jaar. En ik zou daar graag in mijn badpak willen lopen zonder complexen. Je moet mij iets voorschrijven. Of misschien eerst mijn bloed nemen?”   Het is niet makkelijk: gewicht verliezen. Ieders metabolisme is anders. En er zijn pathologische vormen van obesitas. En er zijn van die mensen die bergen ijs kunnen eten en een halve taart verorberen en daarna schaamteloos vertellen dat ze geen gram zijn bijgekomen. Dat is zo.              “Ik hoef nog maar naar mijn dessert te kijken en er is al een kilo bij.” hoor ik mijn patiënte nog zeggen.                                                                                                                                                    Ik bereidde me voor op een hopeloze monoloog die ik zo enthousiast mogelijk zou voeren.Want met pillen, bizarre diëten of extreem vasten komen we immers geen stap verder in ons plan om gezond te leven, nu en op lange termijn. De resultaten zijn op zijn best bekeken”tijdelijk” maar meestal zelfs “slecht”met een herval van gewichtstoename in het kwadraat.De meeste medicaties die ik op de markt heb weten verschijnen zijn met stille trom alweer weggehaald, verdwenen uit de apotheek, omwille van teveel neveneffecten of te schadelijk. De meeste extreme diëten die een tijdje het grote nieuws haalden zijn al lang terug op de achtergrond geraakt. Ik heb patiënten geweten die op nierdialyse zijn geraakt door ongecontroleerd gebruik van voeding vervangende poeders. Ze hebben er een dure prijs voor betaald. Letterlijk en figuurlijk. Want je kan je blauw betalen voor een poeder om te vermageren afkomstig van een illustere, duistere, dikwijls buitenlandse firma, die reclame maakt op TV of in tijdschriften en die je mirakels belooft. En toch kennen die producten telkens opnieuw succes en worden de afradende adviezen van professoren genegeerd. Niemand hoort ze graag. Iedereen wil drastische snelle oplossingen voor zijn of haar gewicht.                                                                    Ook nu dus begon ik de illusie van mijn patiënte de grond in te boren toen ik haar vertelde dat ik haar schildklier wel wou checken maar dat die er vermoedelijk niets mee te maken had. Dat haar gewichtstoename waarschijnlijk aan haar voedingsgewoonte lag. Dat het er op aankwam “gewoon” elke dag gevarieerd en gedoseerd te eten. Dat ze best wat meer beweging zou nemen enz...Ik gaf haar een lijst mee met concrete tips over calorieverbruik en inname. Ik raadde haar aan zelf eens te overlopen hoe haar voedingspatroon er uit zag en hoe ze zonder “ af te zien” langzaam haar dagelijkse eetgewoonte kon aanpassen aan de gezonde normen. Eventueel met behulp van een diëtiste.

Mijn betoog had het effect van een preek: “geen” dus. want “gewoon” en “ elke dag” is vermoeiend, langzaam en saai! Liever een “ tournée minerale” of een ascetische week zonder dessert... en dan er weer lekker tegen aan.


vrijdag 10 mei 2019

Wat de specialist zei was heilig

Het is weer razend actueel:

Eerste en tweede lijn, een eindeloze strijd, waarbij de huisarts zeer vaak het onderspit delft.

In mijn studentenjaren was de courante opinie dat de huisartsen diegenen waren die niet genoeg graden behaalden tijdens hun studies om te kunnen specialiseren, de minder goede studenten dus. De specialisten, dat waren de elite studenten, de primussen van het jaar of ...de zonen van de professor. Onterecht, maar dit speelde mee in de verwrongen relaties en de moeilijke samenwerking tussen beide artsenpopulaties. Sommige specialisten misbruikten hun positie.

Op een dag verwees ik iemand met een uitgebreide verwijsbrief naar de uroloog van een naburig hospitaal. De patiënt was een ver familielid. En wat zei de specialist hem:”Ik zal u maar eerst eens onderzoeken, want wat die kwakzalvers van huisartsen schrijven, moet ik eerst zien.” Hij gooide mijn brief in zijn vuilbak.
De patiënt kwam het mij spontaan vertellen. Hij was geshockeerd en ik verontwaardigd.
Gelukkig kwam er die zelfde week een telefoontje van een andere dienst urologie, van een academisch ziekenhuis. Tijdens dit gesprek wenste de Professor mij proficiat voor de snelle diagnose en zwierde nog met wat pluimen extra:”Wat een snelle en efficiënte aanpak dit wel was, voor zo'n zeldzame ernstige kwaal.” Dit was nu ook niet nodig, maar zijn woorden waren een riem onder het hart, te meer dat de patiënt en zijn familie het enorm apprecieerden. Ik kreeg plots meer achting, ik ging een bank vooruit, ik was ‘een goede’.

Het was een langzaam binnensluipend fenomeen: Wat een specialist zei was heilig en onvoorwaardelijk juist. Aan de huisarts kon je twijfelen. Die was al lang van zijn voetstuk gevallen. Maar als de specialist achter jou stond en dezelfde mening was toegedaan, stond je sterk als huisarts. Deze evolutie is in de jaren later nog toegenomen. Mensen geloofden zeer sterk in de specialist en de huisarts verloor terrein.

In het begin van de praktijk volgde ik zwangerschappen op tot de vrouwen in hun zevende maand waren en dan stuurde ik ze naar de gynaecoloog voor verdere follow-up en bevalling. Zelf bevallingen doen zag ik niet zitten: nog meer onverwachte en langdurige interventies, nachtelijk werk, en vooral: risico's! Nochtans kwam de vraag herhaaldelijk.
De vrouwen kwamen daarna ook terug met hun baby, voor de maandelijkse controles. Dit hadden we goed onderwezen gekregen: metingen doen, groei evalueren, reflexen nakijken, ausculteren en preventief bepaalde congenitale afwijkingen opsporen, vaccineren volgens officieel schema. Het was ons allemaal ingelepeld. We deden het zeer graag, mede omdat we als jonge dokters ook volop in de kleintjes zaten. De melkvoedingen en de papjes, de variaties in kaka-patronen, het waren dagelijkse gesprekken. Nu gaat elke zwangere onmiddellijk naar gynaecoloog en baby's horen quasi niet meer thuis in de huisartsen praktijk. 

Deze trend heeft in de jaren 2000/2010 nog een andere wending genomen: de zieke kinderen worden door hun ouders onmiddellijk naar de spoed in de ziekenhuizen gebracht en ook de volwassenen gaan meteen naar het ziekenhuis, de derde lijn! De huisarts wordt gekortwiekt. En voor een afspraak bij de specialist moet te lang gewacht worden.
Is deze evolutie mede het gevolg van het feit dat ook huisartsen in deze moderne jaren zoveel mogelijk de patiënten naar hun praktijk laten komen? Huisbezoeken afbouwen? “Als je jezelf dan toch moet verplaatsen, kan je beter direct naar een gespecialiseerd centrum rijden, niet?”

Ik voer graag een warm pleidooi voor de huisarts die de patiënt kent en het beste inzicht heeft over zijn volledige persoon. Wij huisartsen kunnen de filter zijn om de ‘ernstige’ van de ‘banale’ ziekten te onderscheiden. De erge pathologieën ‘tijdig’ naar de ‘goede’ en ‘juiste’ specialisten te sturen. En dan samen met de patiënt te overleggen welke combinaties van medicijnen nuttig, nodig, noodzakelijk zijn om binnen zijn levensverwachting een realistische levenskwaliteit te bieden.

Een goede samenwerking biedt een grote meerwaarde.

zaterdag 20 april 2019

Het cacao incident


Prettig Paasfeest! 


En gezien iedereen hierbij ook denkt aan chocolade kan ik er niet aan weerstaan u deze ludieke anekdote te vertellen. Eens iets anders dan medische ernst.

Onze collega uit het naburige dorp, die ons van in de beginne joviaal had ontvangen, was intussen een echte vriend geworden. We werkten vlot samen. Maar we deden ook geregeld uitstapjes met onze gezinnen en we kwamen dikwijls eens bij mekaar thuis, na de avondconsultatie in de week, voor een hapje en een drankje. Het werd dan soms wat laat en daarom spraken we meestal een vrijdagavond af. Zo konden we de zaterdagmorgen uitslapen en vonden we gemakkelijker een babysit.






Die bewuste zaterdagochtend verliep wel niet volgens plan!

Onze kinderen hadden op initiatief van de oudste, vijf en een half jaar op dat ogenblik, beslist ons te verrassen! Ze waren op kousenvoeten naar beneden geglipt, naar de keuken en zouden ons ontbijt klaarzetten. Onze zoon, zoals altijd zeer ondernemend, was op de kast gekropen om de confituur, de honing en de nesquik te nemen. De andere twee hadden staan kijken.
Jammer, maar zo voorspelbaar: de pot cacao was naar beneden gedonderd, open gevallen, en de hele keukenvloer lag onder een stoflaag van chocoladepoeder.
Het was kwart voor zeven.
Mijn oudste dochter kwam ons wekken aan bed, duidelijk bezorgd en gealarmeerd: 
”Er is iets ergs gebeurd!”

Ik veerde recht, voelde de vermoeidheid en de kater maar stormde naar beneden.
Wat ik zag toen ik in de keuken arriveerde had iets tragikomisch, hilarisch!
Ik stond daar doodmoe te kijken naar het resultaat van dit zo goed bedoelde plan. Moest ik nu boos worden of lachen?
Onze kleinste spruit zat op de grond in het midden van de keuken te glunderen en smakelijk haar vingertjes af te likken om daarna opnieuw strepen te trekken over de vloer die in een chocoladetapijt was omgetoverd. Verderop was onze oudste met de vaatdoek al verwoede pogingen aan het doen om het malheur weg te werken en intussen kon je het nescuikspoor van mijn andere dochter al volgen tot in de gang!!
Waar moest ik beginnen?

Gelukkig, bedacht ik, was het maar de pot cacao die gevallen was en niet ons zoontje. En de intentie was zo verschrikkelijk goed geweest.
Dus de spons erover, letterlijk en figuurlijk! En eerst voor mij een dafalgan, hmm!

woensdag 3 april 2019

Fictie en Non fictie. Literatuur en geneeskunde.


Elk begin is moeilijk.














In het begin van onze praktijk dacht ik dikwijls aan de boeken van Cronin. In ”De Citadel” vertelt de schrijver over een jonge arts die zich nieuw heeft gevestigd in een dorp. Hij moet de argwaan van de inwoners ten opzichte van een “groentje” zoals hij was, doen wegebben en langzaam het vertrouwen winnen. Liefst met een paar succesjes op therapeutisch gebied. Een tegenslag in het begin van zijn praktijk zou zijn acceptatie erg bemoeilijken en zijn reputatie zwaar schaden.

Hetzelfde overkwam ons een beetje.

De bedoeling was natuurlijk een eigen patiënteel op te bouwen. Onze befaamde prof Renard van medische ethiek had ons ingepeperd: “ Altijd collegiaal blijven”.Vrij vertaald:”Geen patiënten afpakken, integer en gewetensvol het medisch vak beoefenen”.
Maar wij moesten ons bewijzen en de omstandigheden maakten het ons niet gemakkelijk .We moesten oppassen of we werden snel het slaafje van de gevestigde dokters uit de buurt, “de grote eerbiedwaardige dokters van voordien”. 
Zo kon je een bepaalde arts vanaf zeven uur 's morgens al niet meer bereiken. Hij was waarschijnlijk een ochtendmens en alle huisbezoeken moesten aangevraagd worden voor dit uur, zo niet stuurde hij zijn vaste medewerker, of je die graag mocht of niet. Hierdoor gebeurde het vaak dat we op alle mogelijke en onmogelijke uren van de dag opgebeld werden door zijn patiënten om nog dezelfde dag een visite te doen in zijn plaats.
”Bij ons was er toch altijd één van de twee artsen aanwezig! En we waren jong, we zouden toch alles aannemen, we moesten het nog waar maken!?”
Na zo'n huisbezoek  kwamen we langs een omweg te weten dat de eigen arts onze interventie afkeurde, onze beslissingen in twijfel trok en aan de patiënten insinueerde dat indien hij beschikbaar was geweest hun probleem toch efficiënter zou zijn aangepakt!
Dat was echt niet fair. Door in te springen voor die collega, ging onze reputatie er aan. 
Dus hebben we dit niet lang volgehouden. We beantwoordden die oproepen enkel in geval van hoogdringendheid en we maanden de overige patiënten aan te wachten tot hun eigen arts terug beschikbaar was. We haalden hierdoor de boosheid van sommige mensen op de nek, maar we openden wel de weg voor eigen cliënteel op eerlijke wijze. Als mensen voor ons kozen, moest het in volle vertrouwen zijn.
Gelukkig ging niemand dood na onze tussenkomst in deze cruciale beginfase van onze loopbaan. Want zo’ n geruchten deden vliegensvlug de ronde in het hele dorp. Een vriendin huisarts vertelde mij dat zij in het begin van haar loopbaan een overlijden had meegemaakt waarover nadien onrechtmatig werd geroddeld dat ze waarschijnlijk een “te straffe” spuit had toegediend en zo de patiënt wat vlugger de dood had ingejaagd.
.
Ik las dat gelijkaardige situaties zich in ziekenhuizen ook soms afspeelden. In de wereld van de specialisten. Studenten die medestudenten vals beschuldigden van nalatigheden of foute beslissingen om zelf in een goed licht te staan bij de prof. Artsen die andere collega’s zwart maakten omwille van angst voor concurrentie. 
De romans van Robin Cook beschrijven het in geuren en kleuren.In zijn boek“Intern” bijvoorbeeld.


Het is zoals in elke beroepssector en van alle tijden. Iedereen vecht voor een plekje. Weliswaar niet altijd met eerlijke wapens.

maandag 4 maart 2019

WAAR MAKEN WE ONS TOCH DRUK OVER?

Ik moest het eens aan de bakkerin vertellen. 




















Deze ochtend had Xavier P. mij laten weten dat hij wou veranderen van dokter. “Of ik zijn dossier wou over maken naar die andere jonge collega?”
Sedert ons dossier volledig in de computer zat, was dit doodsimpel. Te meer dat de collega aan wie ik het moest doorgeven met hetzelfde medische programma werkte als ik. Dus, in een minimum van tijd, mits het indrukken van een paar toetsen, was het gebeurd.
Maar in mijn hoofd was het niet zo snel verwerkt. 
Waarom vroeg hij dat nu? Was hij dan niet meer tevreden? Had ik misschien iets over het hoofd gezien? Had ik niet genoeg geluisterd naar zijn klachten? Al die vragen bleven mijn gedachten plagen. 
Ik heb de juiste reden nooit geweten. Het was wel zo dat de collega een vriend was van de familie. En het was wel zo dat de laatste jaren al eens gepolst werd: “ Hoe lang ga je nog werken dokter? Uw kinderen zijn zeker ook al in de dertig? Je gaat ons toch op tijd zeggen als je zou denken aan stoppen ?” Beleefd maar gretig om mijn leeftijd te kennen en de nodige voorzorgen te nemen naar de toekomst toe.
Maar ik bleef ontgoocheld achter. Ik dacht dat ik een goede vertrouwensband had met die patiënt. En na zorgvuldig gewetensonderzoek pleitte ik nog steeds onschuldig.
Toen moest ik ongewild aan de bakkerin denken, bij wie ik vele jaren twee tot drie maal per week over de vloer kwam. Ik ging er nooit buiten zonder drie, vier broden voor de diepvries, wat gebakjes en een bestelling voor de zondagskoeken. De laatste maanden zag ik haar enkel nog op zondagochtend. Ik had een broodoven aangekocht omwille van tijdsbesparingen en caloriebeperking. Want het was er net allemaal zo lekker. Maar nu hoefde ik geen tijd meer te verliezen om te parkeren en aan te schuiven in de bakkerij. Ik kocht geen taartjes meer in de week. En er bestond geen risico om zonder brood te vallen als ik niet voor sluiting ter plaatse was geraakt. In mijn ogen niets dan voordelen, maar och arme de bakkerin! Misschien dacht zij ook al dat haar brood niet meer deugde. 
Beeldde ik me in dat ze me vragend had aangekeken vorig weekend?

De eerstvolgende keer dat ik in de bakkerij even alleen was met haar terwijl ze mijn heerlijke koffiekoeken inpakte, vertelde ik waarom ze me minder in de winkel zag en sprak ik vol lof over haar fantastische lekkernijen.

Beeldde ik me in dat ze opgelucht zuchtte?


zaterdag 2 februari 2019

Een dolle nacht ...een beslissende nacht ook

Het was een dolle nacht voor Jacob, voor mij en voor vele anderen.
Een beslissende nacht ook...

 Ik kende Jacob al van voor het overlijden van zijn vrouw. Van lang voor het koppel naar een tehuis moest verhuizen. Hilda was degene geweest die hun kleine gezin had rechtgehouden. Zij waren ongewild kinderloos gebleven maar toch tot een harmonisch koppel uitgegroeid ondanks deze tegenslag. Na een paar jaren in het bejaardenhuis was zij overleden en sedertdien voelde hij zich totaal verloren.



Zijn mentale toestand ging zienderogen achteruit. Hij werd achterdochtig en angstig. Hij was al een paar keer naar buiten gewandeld en teruggebracht door voorbijgangers die hem in een verwarde toestand op de stoep hadden opgepikt.
Bij een van mijn laatste bezoeken had hij me verteld dat zijn geldbeugel was gestolen. Bij nader inzien had hij hem verkeerdelijk weggelegd. 
De verpleging had er mij op gewezen dat hij storend gedrag begon te vertonen ten opzichte van medebewoners. 
Dit voorspelde niets goed en de diagnose van toenemende dementie was duidelijk. Maar in die
jaren was er nog geen mogelijkheid om naar een gesloten afdeling te verwijzen. Niet elk bejaardentehuis beschikte over die ruimte.
In overleg met de specialist kreeg hij een neurolepticum en een voorzichtig gedoseerd kalmerend middel. “Niet teveel”, gezien verdovende medicatie het valrisico zou doen toenemen. 
Maar dan gebeurde het: 
Om twee uur in de ochtend ging de telefoon:” Dokter, u moet dringend komen. Wij kunnen Jacob niet tot rust brengen..”. Ik herkende de stem van de hoofdverpleegster. Gewoonlijk kon zij veel aan en eer ze ‘s nachts een dokter optrommelde moest het ernstig zijn.
“Ik kom meteen.”
Ik wist niet goed wat ik kon verwachten maar bij aankomst op de parking van het tehuis besefte ik snel de omvang van de situatie. Er stond een brandweerwagen, een politiecombi en zelfs de rode jeep van de directrice!
Deze stond me aan de voordeur op te wachten: “Dokter, uw patiënt heeft hier op het verdiep het kastje van het brandalarm met zijn stok stuk geslagen en aan een grendel geprutst. De sirene is afgegaan en alle automatismen van beveiliging zijn in werking getreden: De beveiligingsdeuren hebben zich gesloten. Dakvensters geopend. Ik werd gebeld. De politie en de brandweer zijn verwittigd. Echt waar dokter: het is chaos. De meeste andere bewoners zijn gewekt en we hebben alle moeite om iedereen gerust te stellen en terug naar de kamer te krijgen. De hoofdverpleegster zit nu naast hem in de gang.” 
Ze rammelde het hele scenario in één adem uit en was “niet amused”.
Arme Jacob. Dit was er natuurlijk over. Dit zou hem nooit vergeven worden. 
Toen ik bij hem toekwam zag ik hem onmiddellijk ontspannen. Ik was voor hem het enige lang vertrouwde gezicht.
Ze wilden me vermoorden dokter. Ik sloeg op de vlucht en kon niet anders dan...” 
“ Kom Jacob, we gaan rustig naar je kamer. Het is nacht. Iedereen moet nu nog slapen. Wees niet bang, morgen laten we dat onderzoeken.” 
Ik had al lang geleerd dat tegenspreken of ontkennen geen optie was. Op deze manier slaagde ik er in hem te kalmeren en een spuitje te geven. Ik bleef nog wat bij hem om mij ervan te vergewissen dat dit zich op zijn minst deze nacht niet zou herhalen. 
De volgende morgen nam ik contact op met de neuroloog en spijtig genoeg is hij na een opname in het ziekenhuis naar een andere home overgeplaatst in een gesloten afdeling. Een nieuwe onbekende omgeving die hij misschien terug als bedreigend zou ervaren ondanks de goede zorgen.
Droevig! Hopelijk besefte hij het zelf niet meer ten volle.