De voordeurbel ging en ik deed open. 'Kan
ik de dokter spreken?' Of: 'Kunt ge uw papa eens halen?' Als vrouw in de
jaren '70 een artsenpraktijk uitbouwen, het was niet altijd gemakkelijk.
Bij
de dames, maar vooral de heren, was de ontgoocheling vaak groot als bleek dat
ik de dokter was. Het wantrouwen was overduidelijk. Ik moest me bewijzen! Soms
klonk het zelfs vrij grof aan de telefoon 'Is de dokter er niet?' Zelfs
een gewoon advies namen ze van mij niet aan, ik was lucht ... Het
voelde niet fair! Mijn man had veel sneller succes dan ik, gewoon omdat ik
'madam' was. Niet altijd makkelijk te aanvaarden: we hadden samen op
dezelfde schoolbanken gezeten en nu waren we mekaars concurrenten. Nu kan
ik dit relativeren. Uiteindelijk heb ik een bloeiende praktijk gehad. Ik was
gewoon 'een late bloeier!.
En
gelukkig heeft mijn man me steeds gesteund en verdedigd. Ik was
'minstens een even goede dokter als hij', zei hij! 'Of zelfs een betere.'
Gelukkig maar want, zonder het te beseffen, zetten mensen onze relatie soms
onder druk. Vele collega's en vrouwelijke medestudenten hebben het niet voor de
markt gehad. Hun huwelijken zijn gestrand. Als je geen wederkerige support hebt
en een sterk vertrouwen, loopt het mis.
Achteraf
beschouwd, was het voor mij trouwens een groot geluk dat mijn werk in de
beginjaren wat minder intensief was, want er was ook een grote kinderwens. En
dankzij het doenbare werkvolume hadden mijn kinderen nog een mama.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten