zaterdag 28 november 2015

De grens van het leven

Het gebeurde midden in een drukke maandagochtendconsultatie. Het begon als een heel gewone, doordeweekse dag. Maar het was een dag die lang zou blijven spoken, en die aanleiding was tot veel nadenken over het Leven.

Ik kreeg telefoon van mijn schoonzus, volledig overstuur. Het vijfjarige zoontje van haar zus in Zuid-Amerika was opgenomen in het ziekenhuis en het bleek zeer ernstig te zijn: acute leukemie. Ze konden hem ginder niet helpen, beschikten niet over het noodzakelijke chemotherapeuticum. Of ik ervoor kon zorgen dat zij vanuit België het medicijn kon brengen? Ze had al een ticket bemachtigd voor de volgende ochtend vroeg, maar wist niet hoe aan de medische opdracht te beginnen.

Intussen zaten nietsvermoedende patiënten in de wachtzaal ongeduldig te worden en keek de patiënt voor mijn neus al een beetje sip wegens het langdurende oponthoud. Ik antwoordde mijn schoonzus dat ik het nodige zou doen, en dat ze zeker bereikbaar moest blijven. Met een knoop in mijn maag en een hoofd op barsten, werkte ik het onderzoek van de patiënt af en belde meteen naar het academisch ziekenhuis, waar ik de oncoloog-pediater (spijtig genoeg) al kende. Ik legde hem de situatie uit. Hij toonde zich zeer hulpvaardig. Hij zou de farmaceutische firma contacteren en proberen het bewuste, zeer dure, medicijn snel te bekomen. Hij zou me terugbellen van zodra er nieuws was. Ik liet snel een volgende patiënt binnen. Plots leek diens klacht mij vreselijk banaal, een gewone verkoudheid, niets ernstigs. En daarvoor werkonbekwaamheid vragen? Dat was toch niet nodig? Waar was ik mee bezig? De hele context die ochtend maakte me streng.

De professor pediatrie belde terug tijdens mijn gesprek met nog een volgende patiënt. Hij had contact opgenomen met het plaatselijke ziekenhuis in Honduras om de juiste diagnose en behoeften te kennen. De firma van het oncologisch medicijn had zich uitermate gedienstig opgesteld. Iemand zou het infuus in een gekoelde box naar Zaventem brengen om aan mijn schoonzus te overhandigen voor transport. De firma zou het medicament zelfs gratis ter beschikking stellen! Super!

Ik werkte het gesprek met mijn patiënt af en belde opgelucht mijn schoonzus om haar het geweldige nieuws te vertellen. De volgend ochtend zeer vroeg vertrok ze om er de dag nadien toe te komen. Sneller was gewoon niet mogelijk.

Het mocht echter niet baten. Andres stierf in de nacht voor de aankomst van mijn schoonzus. De ontgoocheling was immens. Verschrikkelijk. En toch, ondanks de dramatische afloop was er de hartverwarmende ervaring. Heel wat mensen hadden zich onbaatzuchtig ingezet. Het voorval had vele emoties losgeweekt, veel dankbaarheid en liefdevolle betrokkenheid. Maar een kind verliezen doet je aan alles twijfelen.

Die slapeloze nacht piekerde ik over de eeuwigheid en de dood. Zou het kunnen dat ons lichaam maar een tijdelijke verpakking is, maar dat onze geest al bestaat van voor onze geboorte en na onze dood voortleeft? Zijn wij misschien overal en altijd, maar herinneren we ons slechts de episode die we doorbrengen in onze lichaam? Naar aanleiding van dit traumatische voorval probeerde ik de dood te begrijpen en te accepteren. Tevergeefs. Al 1 uur op de klok en ik had nog geen oog dicht gedaan.
 
Toen begon ik over het begrip “tijd" na te denken. Een raar concept, de tijd. Soms duurt het eeuwen eer er iets gebeurt en soms is het alsof je geen tijd genoeg hebt. Wat is dat toch, dat tijdsgevoel? Ik zie het als één grote spiraal: de buitenste cirkel is eindeloos lang en de binnenste cirkel is ultrakort. Elke cirkel doorlopen duurt één jaar. Ben je jong, dan loop je aan de buitenkant, over de lange grote cirkel. Ben je oud, bewandel je zeker en vast de binnenste cirkel - en die is snel doorgelopen… 3 uur op de klok, genoeg gefilosofeerd. Ik probeerde toch nog wat te slapen. Ooit maakte ik een Frans opstel voor mijn zoon (mag niet hé, maar het was zo'n boeiende titel): “Quand mes projects seront des souvenirs". Stof tot nadenken.

 

zaterdag 21 november 2015

Haute Couture op de speelplaats

Niet zo lang nadat onze kinderen hun eerste stapjes zetten in de kleuterschool, sprak de directrice mij aan met de vraag of we het zagen zitten als arts op te treden bij kleine schoolongevallen. Wij waren immers met twee artsen, waardoor er altijd iemand bereikbaar zou zijn. Al snel kwamen we te weten wat die opdracht echt inhield! 

In een schooltje wordt er namelijk nogal wat gevallen en gebotst - zelfs al eens gevochten, met de nodige blutsen en builen maar evengoed wondes tot gevolg. En wondes moeten al eens genaaid worden! We werden op de meest onverwachte en onmogelijke momenten opgetrommeld. En natuurlijk hadden we altijd prijs op topdagen zoals wanneer het schoolfeest was, op de laatste schooldag, tijdens het Sinterklaasfeest. Normaal gezien heb je ongeveer tot zeven uren nadat de wonde werd opgelopen, de tijd om een hechting goed te kunnen uitvoeren (duurt het langer, drogen de wondranden). Maar een schreiend kind en een juf in alle staten kan je niet laten wachten.

In het begin stond de directrice zelf toe te kijken op onze activiteiten, nadien werd die taak toevertrouwd aan een leerkracht en nog later aan een verpleegster. De ziekenboeg was een succes! Er lag geregeld wel eens een kindje op een ligbedje met een snotneus of buikpijn. En af en toe was er dus het slachtoffertje met een snede die genaaid moest worden, meestal op de kin of boven de wenkbrauw - de klassieke plaatsen voor snijwondjes die veel bloeden. We probeerden zo steriel mogelijk te werken en wonder boven wonder: we kregen nooit te maken met infecties, ondanks de niet evidente omstandigheden. Het was verbazend hoe rustig die kleine patiëntjes hun wondje lieten sutureren: geen operatiezaal, geen dreigend instrumentenarsenaal, geen witte schort dat hielp! Met de juf of de verpleegster in de buurt, in hun bekend milieu. In het beste geval was de mama nog niet ter plaatse, want dan was zoontje-of dochterlief meestal niet te kalmeren en leek het kleine incident plots een groot drama 

Op een dag was een moeder met haar zoontje zelf tot bij ons gekomen. Het ventje had een snee onder zijn kin. Ik liet hen binnen in het cabinet en legde het patiëntje op de onderzoekstafel. Zijn mama stond ernaast en hield zijn hand vast. Nog tijdens het ontsmetten van het wondje liep het al mis. Ik zag dat de mama het benauwd kreeg. Tijdens het verdoven lag het jongetje braaf op tafel maar de moeder kleurde helemaal wit. Ze begon te zweten. Daar stond ik dan, alleen, met mijn steriele handschoenen aan,... Ik spoorde de mama aan om op de grond te gaan liggen en wrong met mijn ellebogen de deur naar de gang open om frisse lucht binnen te laten. Daar heeft ze uiteindelijk de hele tijd gelegen om bij te komen! Haar zoontje liet zich intussen heel flink verzorgen en gaf de hele tijd geen kik. Achteraf vertrokken ze samen, allebei rechtop :-) 

zaterdag 14 november 2015

Waar rook is, is vuur!?


We zaten met onze kinderen te eten, net voor de avondconsultatie. Mijn dochters vonden de conversatie maar niets. De diarree en de maaglast van Meneer X die niet opgelost geraakte, interesseerde hen werkelijk niets, en of madam Z al dan niet naar het ziekenhuis moest, kon hen ook weinig schelen. ‘Moet dit nu echt aan tafel besproken worden? Het gaat hier altijd over ziekten!’ Maar al snel was er extra divertissement. Brandweerwagens, ziekenwagens, politieagenten die met luide sirenes door onze straat reden, slachtoffers die bij ons verzorgd werden …

De naburige tuinen waren vanuit het keukenraam goed te zien en op het dak van één van de huizen waren werkmannen bezig. Ik moest de kinderen regelmatig aanmanen voort te eten, want veel tijd hadden we niet. Maar hun bord kreeg weinig aandacht. Ze zaten met zijn drieën voortdurend naar buiten te kijken. ‘Mama, kijk eens! Waarom maken ze daar een vuurtje?’, klonk het even later. Terstond gingen mijn man en ik ook aan het raam gluren. Het was onthutsend: op een wip had één vlammetje de hele dakgoot in lichterlaaie gezet. De werkmannen waren over en weer aan het lopen en riepen hoe langer hoe harder tegen mekaar, woorden die we binnenskamers wel niet konden verstaan maar die duidelijk op agitatie en onrust wezen. Nog geen drie minuten later stond een meter hoger het dak volledig in brand en waren de mannen langs het dakraam naar binnen gevlucht.

Vrijwel onmiddellijk nadat we het vuur hadden opgemerkt, had ik de hulpdiensten ingeseind. Mijn kinderen zaten achterstevoren geknield op hun stoelen voor het venster te staren naar het indrukwekkend snel uitbreidende vuur. Mijn man snelde naar buiten, naar de betrokken woning, en ik verwittigde de patiënten in de wachtzaal dat er in de buurt een accident was en dat ze vooral rustig moesten blijven zitten, ondanks de aanzwellende sirenes.

Even later stonden twee werkmannen in onze gang. Ze hadden gelukkig vrij snel het onoverkomelijke ingezien en waren zo snel mogelijk naar buiten gelopen. Waardoor hun kwetsuren beperkt bleven tot lichte brandwonden, grotendeels eerstegraads, slecht een klein beetje tweedegraads. Maar. Ze wisten te vertellen dat de eigenares van het huis haar woning weigerde te verlaten, ondanks aandringen van mijn man. Haar fortuin zat op de zolder verstopt …

In die tijd was het niet zo uitzonderlijk dat mensen een hoop cash geld bij zich in huis hielden. (Wat was er toen toch al mis met de banken J?) Mijn echtgenoot was er uiteindelijk toch in geslaagd om de bewoonster van het brandende huis naar buiten te begeleiden en ook asiel te verschaffen bij ons thuis. Fysiek was ze niet gekwetst, gelukkig maar. Maar ze was wel volkomen ontredderd, bleef alsmaar huilen en jammeren over het geld dat op haar zolder zeker zou verbranden of gepikt worden. Dat haar zoon, die net op bezoek was, nog in het huis was, scheen haar minder te bekommeren. We boden haar een koffie, veel troostende en bemoedigende woorden én het gezelschap van onze drie telgen, die het hele gedoe uiteraard superspannend vonden.

Brandweerwagens, ziekenwagens, politieagenten die met luide sirenes door onze straat reden, de slachtoffers die bij ons verzorgd werden … ‘Ik heb dat eerst gezien hé mama?’ ‘Nee, ikke!’ Enfin, morgen zou er weer een gekruid verhaal de ronde doen op school.

Voor ons had het hele incident in het begin een wat vieze nasmaak. Het spaargeld van de getroffen bewoonster was enkele dagen spoorloos. En toen net in de week die volgde onze nieuwe wagen geleverd werd, werden er stiekem bedenkelijke insinuaties gedaan. Alsof het geld wellicht toch in andere handen was terecht gekomen… Gelukkig werd enkele dagen later duidelijk dat haar eigen zoon het geld uit de bergplaats was gaan halen en mee naar zijn huis in bewaring had genomen. Oef!

 

zondag 8 november 2015

Binnen zonder bellen


Vakantie! Voor ons gezin was het altijd iets om naar uit te kijken: dat bordje aan de deur, “binnen zonder bellen”, even mogen vervangen door “wij zijn op verlof”! Die bewuste zomer lieten we ons huis en onze deur achter in de betrouwbare handen van mijn mama. 


Eindelijk… De langverwachte zomervakantie was aangebroken. We hadden gepland om twee weken te gaan kamperen. Twee weken, langer durfden we ons niet te permitteren. Voor onze chronische patiënten was dit een overbrugbare periode en voor onze oudjes - die meestal met een zekere angst achterbleven - nog geen te lange afwezigheid. Ook voor onszelf was dit de optimale vakantieduur, want niet alleen vooraf maar ook na afloop moesten we de sluiting van onze praktijk telkens bekopen met extra werkvolume.

Vooraleer we konden inpakken en wegwezen, moesten bijvoorbeeld alle chronisch zieken nog eens bezocht worden. En bij thuiskomst was er meestal zoveel gebeurd dat we de eerste werkdagen veel overuren moesten kloppen. Een gigantische massa post lag ons dan op te wachten: facturen (de leukste verrassingen!), tijdschriften, kranten en brieven - brieven en nog eens brieven. Ooit mat ik de hoogte van de stapel, gewoon voor de lol… ik kwam uit op meer dan een meter! We hadden een simpele keuze: ofwel alles in de post laten toekomen tijdens onze afwezigheid ofwel een gewillig slachtoffer vinden om regelmatig de (anders metershoge) postberg van achter onze voordeur weg te halen, zodat we deze tenminste nog openkregen bij thuiskomst!

Die bewuste zomer stelde mijn mama zich gewillig kandidaat. Dit was niet alleen nuttig voor het probleem “post” maar zo hadden we meteen ook een beetje controle over ons geliefde hebben en houden, en werden de planten van een uitdrogingsdood behoed. Zo gebeurde het dat mijn mama in de woonkamer de planten aan het gieten was, toen ze plots stemmen hoorde. Ze verbaasde zich erover dat ze de buren zo duidelijk kon horen babbelen en besloot dat de geluidsisolatie toch te wensen overliet. 

Ze wou net de deur uitgaan toen ze besefte dat het geluid niet van buitenshuis kwam maar van binnen... namelijk vanuit de wachtzaal! Ze duwde de deur open en inderdaad: daar zaten twee patiënten op hun gemak een babbeltje te slaan. Wachtend op het begin van de consultatie. Waarschijnlijk was de voordeur niet helemaal goed dichtgevallen en hadden die mensen zich niets vermoedend in de wachtkamer geïnstalleerd. Het is altijd binnen zonder bellen bij madam doktoor :-).

zondag 1 november 2015

Stil water, diepe wonde

Het was de tweede keer dat ze naar de consultatie kwam: een eigenaardig meisje, misschien 25 lentes jong, zeer stil en teruggetrokken. Tijdens de eerste raadpleging had ik uiteraard een aantal administratieve vragen gesteld om haar dossier te kunnen opmaken. Ze had toen een kleine klacht geuit maar verder was er erg weinig gezegd. Stille waters, diepe gronden?

Nu stond ze terug in mijn bureau. Ik nodigde haar uit plaats te nemen. Nadat ze een tijdje zwijgend bleef zitten, vroeg ik haar naar de reden van haar komst. Het bleef nog een tijdje stil, tot ze tot mijn verbazing zei dat ze ‘zomaar eens langs kwam omdat ze niets anders te doen had’… In de minuten daarop probeerde ik te achterhalen of ze toch geen specifiek probleem had maar ze hield vol dat dat niet het geval was.

Vreemd genoeg daagde ze een week later opnieuw op. Hetzelfde scenario speelde zich af: het meisje nam plaats, keek me minutenlang in stilte aan, en vertelde niets. De situatie voelde zeer bizar aan. Ik was de enige die het woord voerde, ze beantwoordde amper mijn vragen. Anderzijds maakte ze geen aanstalten om weg te gaan of het gesprek - of beter: mijn monoloog - af te sluiten. Ik begreep er niets van.

Maanden gingen voorbij en het meisje daagde geregeld op tijdens mijn raadpleging. Na een flink aantal ontmoetingen moest ik vaststellen dat ik nog maar een paar luttele dingen te weten was gekomen: mijn patiënte was werkloos, lag in ruzie met haar moeder, had een vriendje en wenste graag kinderen. Deze informatie was druppelsgewijs uit haar mond gekomen tijdens onze ‘gesprekken’, en ik had nog steeds geen enkel idee waartoe deze dienden.

Op een dag, tijdens een drukke consultatie, kreeg ik een alarmerende telefoon. Op zeer rustige toon zei het meisje: ‘Je moet onmiddellijk komen want ik ga zelfmoord plegen.’ De onvoorstelbare kalmte waarmee ze deze boodschap formuleerde, was zo in contrast met de inhoud, dat het absurd leek. Ze eindige het gesprek met: ‘Ik zal de voordeur openlaten.’ Hals over kop regelde ik met onze oppas om het thuisfront te bewaken zodat ik meteen in de wagen kon springen en er naartoe  rijden. Ik wist niet wat ervan te denken. Het was duidelijk dat dit meisje iets verborg.

Bij aankomst trof ik haar aan op grond in de keuken, zogezegd bewusteloos. Gelukkig waren er voldoende duidelijke, klinische indicaties om coma, syncope of epilepsie uit te sluiten. Dit was een zuivere hysterie-aanval. Na deze constatatie sprak ik haar luidop toe en zei dat ik de hulpdiensten zou verwittigen om haar te laten opnemen. Daarop ging ze plots rechtop zitten en riep: ‘Neen, ik wil niet naar het ziekenhuis!’ Het kostte me tijd om haar toch te overhalen zich te laten onderzoeken. Het was belangrijk uit te sluiten dat ze eventuele medicijnen had ingenomen - en het was echt geen optie haar alleen te laten. Ze moest fysiek nagekeken worden - vooral op toxicologisch vlak - maar bovenal wilde ik dat ze bij opname in behandeling zou komen bij een psychiatrisch team. Dit had ze zonder twijfel broodnodig. Het was duidelijk dat dit gedrag was veroorzaakt door een erg diepe wonde.

Achteraf bleek dat het meisje inderdaad een zeer zwaar verleden had doorgemaakt, met alles wat je een kind absoluut zou willen besparen. Dit is het trieste verhaal van een meisje beschadigd door incest. In onze praktijk hebben we spijtig genoeg nog een aantal dergelijke verhalen meegemaakt. Het klinische beeld was dikwijls vergelijkbaar.