Een
zaterdagochtend in 1982. Twee mannen, een twintiger en een veertiger, stonden
aan de voordeur. De doodsbleke jongeman hield een bebloede handdoek voor zijn
linkeroog. De oudere man vertelde me bezorgd dat hij zijn jongere vriend had
meegenomen naar een visvijver om hem te leren vissen. Maar zijn vriend had een
nog nooit eerder geziene, ongelukkige worp gedaan met zijn hengel …
Ik heb zelf geen verstand van vissen. Maar volgens
wat ik begreep, was het haakje waarmee de vis moet gevat worden, dat ding dat
onderaan het werptouw bengelt, in een verkeerde draaibeweging recht in zijn oog
beland. Ik wist niet wat ik juist te zien zou krijgen toen ik de handdoek
wegnam. En de onfortuinlijke jongeman knipperde zodanig met zijn ogen dat ik ook
niet meteen kon detecteren waar het weerhaakje zich had vast genesteld.
Hij had ontzettend veel geluk. Het ding zat
vast in zijn bovenste ooglid. De oogbol zelf was onbeschadigd. Na wat prutswerk
kon ik het haakje (een soort mini-ankertje) vrijmaken zonder zelfs al te veel
huidschade. Makkelijk was het wel niet want, ongewild, door de irritatie, bleef
de man knipperen met zijn ogen, en stroomden zijn tranen overvloedig.
Het had een pak erger gekund, maar gelukkig kreeg
dit ongeval een happy ending.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten