zaterdag 17 december 2016

De tijden zijn veranderd, griep niet!



Een weekend, midden december...

Het was rustig in huis. De kinderen hadden beslist in Leuven op kot te blijven studeren. Ze wisten dat we van wacht waren. Er viel dus weinig te beleven en al dat bellen aan de voordeur en het voortdurend gerinkel van telefoons was alleen maar storend bij het blokken. Wat een gelukkige beslissing ...


Sinds een week was de statistische drempel om van griepepidemie te spreken overschreden en dat zouden we geweten hebben. Het wachtweekend was al lang vastgelegd en we zaten dus midden in het hoogtepunt van de ellende: een memorabele tweedaagse, niet wat betreft de pathologie maar wel in aantal oproepen: verspreid in de tijd en vanuit een groot gebied.

Zaterdagavond liet ik me opgelucht in de zetel vallen. Het was 23 uur. Deze dag hadden we toch al  gehaald: 48 aanvragen voor huisbezoeken, bijna allemaal griep. Velen voelden zich te ziek om zich te verplaatsen of waren met de hele familie tegelijk geveld door het virus. We reden zigzag door de streek. Gelukkig waren er  dappere en goedwillige mensen die naar het cabinet wilden komen . Zo lukte het ons iedereen diezelfde dag nog te onderzoeken.

Nog één dag te gaan. En ja, op zondagavond zaten we aan 99 oproepen. Moe, maar gelukkig dat we het gemanaged hadden, gingen we de nacht van zondag op maandag in. Ongelofelijk maar waar: om 06.30 uur kreeg ik een telefoontje van een eigen patiënte, voor een acute buikpijn die ik alleszins nog voor 08uur( het begin van de normale werk week) moest bekijken. Het was trouwens een appendicitis. Maar was het toeval? De honderdste patiënt! (Ik wens het geen andere wachtdokter toe).

Als ik er goed over nadacht, was het hele weekend vol banale ziekteverschijnselen. Saai in feite. Toch moest je bedacht blijven op hier of daar een verraderlijke onderliggende ziekte. En de zwakke personen met een chronische ziekte moest je extra in het oog houden.
 
En je deed steeds opnieuw dezelfde uitleg:
  • "Neen, mevrouw, antibiotica gaan niet helpen. Je kan echt wel een aantal dagen hoge koorts hebben en je heel ziek voelen, griep is niet te onderschatten."
  • " Ja maar ......"
  • " Het is normaal dat je je heel flauw voelt , we zien meer syncopes in de griepperiode"
  •  "Ja maar ....." 
  • "Ja, ik begrijp het, in deze tijd is de werkdruk groot en heeft men geen tijd meer om ziek te zijn, maar geloof me, het is beter te luisteren naar je lichaam en je eigen immuunsysteem het gevecht met het virus te laten aangaan. Op termijn word je er sterker van."  enz.
Ik hoorde mezelf altijd hetzelfde herhalen en ik droomde weg naar mijn oude stagemeester , die nog maar naar de patiënt moest kijken en met een autoritair woordje zeggen :" Ik zie het al, je hebt griep. Neem aspirine en kruip in je bed. Als je binnen een week niet beter bent, kom je terug."

Niemand twijfelde aan zijn woorden. Het was onvoorwaardelijk juist. Hij had soms nauwelijks geausculteerd, soms nog door de kleren door, en hij verkondigde zelfverzekerd zijn onfeilbaar besluit. Zo loodste zijn ervaring en het blinde ontzag van een ongeïnformeerd publiek hem gemakkelijk, zonder teveel tijdsverlies door een drukke dag .

Tijden zijn veranderd. Mensen mondiger en dokters meer aanspreekbaar: in de meeste gevallen is dit een positie evolutie. Maar met griep ben je als moderne mens nog even ziek als vroeger.

woensdag 16 november 2016

Als de angst voor medische behandelingen fataal wordt ...

Ik kon de slaap niet vatten. Het verhaal van Mira bleef door mijn hoofd spoken...

Het was lang geleden dat ik haar nog gezien had. Nu kwam ze voor een griepvaccin en vroeg een kleine algemene controle. In zo'n geval  nam  ik uiteraard  de bloeddruk maar luisterde ik ook naar hart en longen. Ze tilde haar blouse op en maakte haar BH los. Was het door de lichtinval of door de hoek waarin ik stond en haar bekeek?


Alleszins was er een welving boven de linker tepel die onmiddellijk mijn aandacht trok. De huid was er ook niet helemaal normaal. In medisch jargon noemen we het een appelsienenhuid. Zo kan je het je werkelijk voorstellen: een oneffen huid met mini-putjes, over een kleine zone. Bij haar: in het midden boven de linkertepel.
Ik wist meteen wat het betekende! Ik zei er iets over en betastte de regio. De knobbel voelde hard aan en was niet verschuifbaar. Geen goed teken!

Mira was een vrouw van middelbare leeftijd, de betere middenklasse, helemaal niet preuts en zeker niet ongeletterd. Haar man was een bedrijfsleider en dikwijls in het buitenland. Ze moest toch al gehoord hebben van preventief borstonderzoek? Ze moest de knobbel zeker gemerkt hebben! Ik dacht dat ze geregeld naar de gynaecoloog ging? Zo had ze me toch vroeger gezegd, toen ik haar voor het eerst had ingeschreven in de praktijk.
Deze klinische vaststelling verbaasde me dus geweldig. Maar nadat ik haar mijn bevindingen en mijn vermoeden van mogelijke( in mijn hoofd zekere) kwaadaardige borsttumor had meegedeeld, stond ik verbijsterd te luisteren naar haar antwoord.

"Ze wist van het gezwel, maar ze wou wel eens weten wat ik erover dacht. De gynaecoloog had het haar effectief  verteld een paar maanden geleden. Ze had Mira een operatie voorgesteld: een gedeeltelijke of volledige mammectomie (borstamputatie) al naargelang de biopties tijdens de ingreep. Ze had verteld dat er nadien radiotherapie zou volgen en hormonenpillen voor lange tijd."
Mira had er zelfs niet met haar man over gepraat maar voor zichzelf beslist dat ze deze behandelingen veel te agressief vond. Met zo een verminkt lichaam zou ze niet kunnen verschijnen voor haar man. Ze zou maanden kaal zijn door de behandeling. Ook dit zou ze niet aankunnen. Ze was dus naar een natuurdokter in het buitenland gestapt en kreeg een hele boel voedingssupplementen, anti-oxydans en een dieet voorgeschreven. Ze had er zeer veel geld voor neergeteld...
Als dat geen charlatanerie was!!

Voor mij was het een shock.
Met al mijn overredingskracht heb ik haar naar haar gynaecoloog teruggestuurd. En haar gezegd dat ze de "spullen" van de natuurdokter gerust mocht nemen , maar zeker de klassieke geneeskunde niet volledig laten vallen. Dat ze in vertrouwen met de gynaecoloog moest overleggen, al haar bezwaren en angsten voorleggen om met hem samen de meest doeltreffende maar minimaal ingrijpende behandeling uit te dokteren.
Jammer genoeg heb ik Mira niet veel later moeten begeleiden op haar sterfbed. Ze had blijkbaar al metastasen (uitzaaiingen). Een spontane fractuur in de nek is haar dood geworden. Zo een triest verhaal ...

Intussen realiseerde ik me, piekerend in het donker, dat wat wij als artsen soms voorstellen aan patiënten (zware ingrepen , risicovolle onderzoeken ....)  sommige patiënten  niet aan kunnen. Ze gaan op zoek  naar alternatieve oplossingen voor hun kwalen: pijnloze gemakkelijke behandelingen, voorgeschreven door charlatans, troostende woorden van veelbelovende waarzeggers, een bedevaart, gebeden tot een God waarin ze al lang niet meer geloofden ...

Ik MOEST ten alle prijs proberen te voorkomen dat patiënten in al hun angst en hopeloosheid toevlucht zouden nemen tot zinloze acties, dure remedies of gevaarlijke "hulpverleners".

dinsdag 18 oktober 2016

Patiënt (huisbe)zoek!

Het regende pijpenstelen en het was al bijna donker buiten. Niet bepaald een ideaal moment om naar een uithoek van ons gebied te rijden. Maar het had ernstig geklonken aan de telefoon. "Luister eens naar hoe mijn dochter ademt, dokter! Zo had de man gevraagd. Hij had de hoorn kort bij de patiënt gehouden en ik had een zeer spastische en moeizame ademhaling gehoord. "Kunt u zo vlug mogelijk komen, alstublieft? Ik was meteen in de auto gesprongen.

Het was niet zo makkelijk het juiste huis te vinden. Door de beperkte straatverlichting kon ik de nummering op de huizen erg moeilijk lezen vanuit de wagen. Ik had geluk, ik kon net voor de woning parkeren. Ik stond voor een bescheiden rijhuis, dat er wat vervallen uitzag. Bij het aanbellen kwam mij vanachter de voordeur luid geblaf tegemoet. Een hond sprong wild tegen de voordeur aan in de gang. Ik wachtte even maar er volgden geen voetstappen. Niemand kwam opendoen. Ik belde nogmaals aan. Opnieuw hetzelfde scenario. Geen mens te bespeuren. Doorheen het gat van de brievenbus zag ik de hond op en af lopen in de gang.

Wat nu? Een kwartier verliep. Ik begaf me terug naar mijn wagen. Ik besloot een briefje te schrijven dat ik op die datum, dat uur, aan de deur geweest was en stopte het in de bus. Ik wilde zeker niet het risico lopen dat men me van nalatigheid kon beschuldigen. Maar ik voelde me er allesbehalve gerust in, het had ernstig geklonken. Dit had ik nog nooit meegemaakt: een dringende oproep, en de patiënt is niet thuis!
Ik wilde net vertrekken toen ik in mijn achteruitkijkspiegel een wagen zag naderen en afremmen. Daar was blijkbaar mijn patiënt!
Een man stapte uit en zijn dochter, toch al een volwassen meisje, volgde hem. Ze liepen naar binnen en gebaarden naar mij: "kom maar!, alsof er niets aan de hand was, de normaalste zaak van de wereld dat de dokter van wacht, in urgentie opgeroepen, aan hun deur stond te wachten... 


Enigszins verbaasd, en toch wel ongelovig dat de man zich blijkbaar niet bewust was van de tijdverspilling en stress die hij mij had berokkend, startte ik mijn onderzoek. Het meisje bleek te lijden aan een ernstige spastische bronchitis, maar weliswaar geenszins in die mate dat haar vader dringend een dokter hoefde te mobiliseren zonder duidelijke uitleg. Een paar ventolin inhalaties brachten al snel soelaas. Het regelmatig inhaleren van langwerkende middelen en een kuur antibiotica zou zeker haar acuut probleem oplossen.

Maar daarnaast kreeg ze samen met haar papa nog een preek over stoppen met roken. Ik voelde me zelf al half vergast door de doordringende muffe sigarettenlucht die in de woonkamer hing. Hier werd duchtig nicotine gebruikt, dat was aan alles te zien en te ruiken. Met mijn gezondheidspreek kon ik stiekem mijn opgekropte ergernis wat kwijt.

 

zaterdag 3 september 2016

Terug naar school!

Woensdag was de dag van de bijscholingen. Gelukkig vonden we dit beiden plezierig, het was voor ons een avondje uit! We regelden een babysit en hoopten dat de raadpleging niet te lang zou uitlopen. De kinderen vonden het ook plezant; van de jonge babysitters mochten ze altijd fijn wat langer opblijven.

 

Voor ons was het de gelegenheid een praatje te maken met de collega's over de heersende kwaaltjes en epidemieën, de ergernissen over de politieke beslissingen betreffende ons beroep of andere spectaculaire verhalen. Maar het was vooral een kans om iets bij te leren of op zijn minst bevestigd te worden in wat we aan het doen waren. Want er verandert constant wel iets in de medische denkwijze. Dan moet je hormonen voorschrijven in de menopauze en een paar jaar later is het volledig uit den boze en ben je verouderd als je het nog doet. Dan moet je absoluut antibiotica geven en een paar jaar later is het doodzonde als je het voor dezelfde diagnose nog doet. Enzovoort, enzoverder. 

Soms werden we weggeroepen uit de vergadering voor een dringende oproep. In die jaren ging het nog zo, dat de babysit naar de zaal belde waar wij ons bevonden om de oproep door te geven. Later hadden we een bieper mee, die ons verwittigde dat er thuis een oproep was binnengekomen en we naar huis moesten bellen. En pas nog een aantal jaren later hadden we een GSM mee waarop de mensen ons rechtstreeks konden bereiken.
Een heel rustige uiteenzetting was het dus nooit, want gezien het aantal aanwezige dokters was er altijd wel iemand die opgeroepen werd!

Het moet gezegd worden dat steeds dezelfde artsen de lessen volgden. Anderen zag je nooit op de bijscholing. Lazen die veel of wisten die het allemaal al? In ieder geval, wij vonden het meestal leerrijk en leuk om nog eens ex cathedra een les bij te wonen, zeker als het een prof uit Leuven was, onze roots!
Het was merkwaardig en bewonderenswaardig hoe zeer oude collega's hun best deden bij te blijven door die woensdagavonden bij te wonen. Ze hoorden soms niet meer zo goed, maar ze waren present! Sommige hebben dit volgehouden tot ze hoogbejaard waren. Zo oud waarschijnlijk als het merendeel van hun patiënten zelf vermoed ik...
“Kan je op die leeftijd nog alle moderne medicatie kennen, van alle moderne methodes op de hoogte zijn?”
“Zijn je handen niet te bibberig en zijn je zintuigen nog goed genoeg?”
“Ben je wel nog voldoende alert en functioneert je geheugen nog ten volle?”
Het waren toch bedenkingen en angsten die bij me opkwamen, ondanks de achting en respect dat ik voor hen had.

In die jaren kwam het bericht dat het RIZIV ons doen en laten ging controleren en becommentariëren. Ineens zaten we niet enkel af en toe nog op de schoolbanken, we zouden ook rapporten krijgen! Er kwamen verslagen over ons voorschrijfgedrag en alles zou in cijfers en grafieken uitgedrukt worden en vergeleken met de collega’s… Hoeveel kinesitherapie je voorschreef per jaar, bijvoorbeeld. Of voor hoeveel geld je gebruik maakte van radiologie en laboratoriumtesten. Hoeveel keer je antibiotica gaf aan patiënten, en welke.

Wat antibiotica betreft, waren we het zeker eens met het invoeren van meer controle. Het moet gezegd worden dat er op grote schaal teveel antibiotica werd gegeven. Toen ik jong was al slikten vele kinderen teveel antibiotica, misschien zelfs tetracyclines, met alle gevolgen van dien voor het gebit. Gelukkig werd dit overmatig gebruik ook in de pers aangeklaagd. Laat ons hopen dat de juiste mensen bewust zijn geworden van het gevaar van resistentieontwikkeling, en daardoor ook de risico's voor de individuele mens en de volksgezondheid in het algemeen.
Maar toch gaf het een benauwend gevoel om op alles gecontroleerd en in het oog gehouden te worden. Het was indrukwekkend te constateren dat elke actie die je als arts nam, traceerbaar werd en in detail kon worden opgeroepen. Maar anderzijds was het natuurlijk de bedoeling misbruiken en excessen op te sporen en de budgetten van het ziekenfonds te sturen en te beheren.

Ik had niets te vrezen. Zolang je onder de "gemiddelde profielen" zat, was er niets aan de hand. En meestal, indien je cijfers wat afweken van het gemiddelde, was  daar ook wel een verklaring voor. Zo had ik intussen een al wat ouder patiënteel en was het logisch dat voor wat betreft bloeddrukverlagende medicatie en  cholesterolverlagers ik een beetje aan de hogere kant scoorde. Jonge artsen met een zeer jong publiek hadden waarschijnlijk wat meer antibioticagebruik nodig.
Eén keer was er een algemeen overzicht gestuurd van alle medicatie die ik had voorgeschreven op een jaar en daar zat een enorme piek tussen, die ver het gemiddelde overschreed: ik had namelijk een patiënt met een zeer uitzonderlijke aandoening die enorme hoeveelheden ADH nodig had. Dat was een zeer duur medicijn, maar het was volledig verantwoord en zelfs levensreddend voor haar. De patiënte in kwestie had namelijk een volledige insufficiëntie van haar hypofyse en haar volledige hormonale evenwicht moest kunstmatig aangevuld worden: cortisone, thyroxine, insuline en A(anti) D(iuretisch) H(ormoon).
 
Vanaf het moment dat de rapporten werden ingevoerd, ontvingen we dus regelmatig dikke pakken brieven met gedetailleerde statistische berekeningen en grafieken. Ergens gaf het ook een leuk en bevestigend gevoel te zien dat we in het middenveld lagen ten opzichte van collega's. Er waren zelfs schetsen bij, waarin je geprofileerd werd ten opzichte van de kleine groep artsen van je wachtgebied. De bedoeling was dat deze resultaten dan onder mekaar in de groep zouden besproken worden tijdens een van de intussen verplichte gespreksgroepen.
Want waar bijscholing eerst op eigen initiatief was, was intussen een heel systeem “uitgedokterd” om elke arts naar verplichte lessen te krijgen. Voor mij en mijn echtgenoot was dit zoals gezegd geen straf, maar ergens werd je als arts toch weer een beetje beknot in je vrijheid. We moesten een aantal ”punten” behalen per jaar om onze erkenning als volwaardig huisarts te behouden, en inhoudelijk moest je ook een barema halen; een percentage van de lessen moest over louter wetenschappelijke materie gaan en een ander over deontologische problematiek. En paperassen waren er ook genoeg: telkens we een bijscholing gevolgd hadden, moesten we een stempeltje vragen aan de lokale verantwoordelijke van onze kring.

Op het eind van het jaar werden we gevraagd speciale formulieren in te vullen en om de 5 jaar moest alles naar het RIZIV worden opgestuurd. Terug naar school!
Voor sommigen was het dan bang afwachten of de quota wel gehaald waren, want af en toe werd een les door omstandigheden niet aanvaard. Als het dan op enkele punten aankwam, riskeerde je je erkenning kwijt te spelen met alle gevolgen van dien voor de terugbetaling van je patiënten! Gebuisd, dus...

zondag 21 augustus 2016

(Ziekte)verlof

"Ik had het wel gedacht! zo zei Steven, nadat ik een kwartier met hem had gediscussieerd. Boos verliet hij het cabinet. Het was maandagochtend en voor de zoveelste keer had hij zich "ziek aangediend.


Voor mij was de maat vol. Ik had hem verwittigd: hij kreeg geen ziektebriefje meer als de zaak zich zou herhalen. Hij was namelijk elke maandag “ziek". Dat is te zeggen: in het weekend ging hij zwaar uit om het ’s maandags te bekopen met een stevige kater. Zijn baas had mij al gecontacteerd omdat hij die afwezigheden zeer bedenkelijk vond. Zonder hem over de juiste toedracht in te lichten, begreep ik de man volkomen! Ik had al veel speeksel verbruikt om Steven tot een ander gedrag aan te manen en hem verteld dat ik die afwezigheden niet langer kon en wou dekken. Ik benadrukte dat hij zijn baan dreigde kwijt te spelen, en dat hij verantwoord moest leven en zorgen dat hij de eerste weekdag paraat kon staan op zijn werk! Dat hij zich desnoods moest laten begeleiden. Nu het zover was, was Steven razend op mij...

Moeilijk toch om trouwe patiënten soms tot een eerlijk inzicht te laten komen. Ik vermoed dat sommigen denken dat wij zomaar ziektebriefjes kunnen schrijven - alleen maar een handtekeningetje zetten, toch? Maar een doktersbriefje was en is in mijn ogen een bewijs van echte ziekte, geen vakantievergunning! Telkens deed ik mijn best om heel menselijk en rechtvaardig te oordelen, maar ik moest wel mijn geweten volgen en eerlijk handelen, toch? Steeds wanneer ik een briefje voor werkonbekwaamheid weigerde mee te geven, zat de kans erin dat patiënten wegbleven en bij een andere collega hun geluk beproefden. Soms met hun hele familie erbij. 

Ondanks deze instelling liet ik me zonder twijfel toch al eens in de luren leggen of werd ik voor voldongen feiten geplaatst.

"Ik heb verschrikkelijke hoofdpijn, dokter!" Bij onderzoek: weinig duidelijke signalen. Geen typische migraine. Geen tekens van hersenoverdruk. Geen bloeddrukproblemen. Maar kom, een dagje rust leek toch op zijn plaats. ééntje. Het kon stress-headache zijn? Of onderliggende gezinsproblemen? Rugpijn.... ook zo een klacht waar je soms weinig evidente klinische tekens bij terugvindt! Op te lossen met wat rust? En dan de occasionele patient die op de avondraadpleging opdaagt met het verhaal: "Ik heb de hele nacht en voormiddag overgegeven en diarree gehad, dokter. Nu gaat het beter, maar ik ben niet naar mijn werk kunnen gaan!" Daar sta je dan... Vooruit met dat briefje! Meestal, eens je de teleurstelling: "maar één dagje?" aan de mimiek of de reactie kon merken, wist ik al: "ik ben gefopt! Het zou me geen tweede keer overkomen. Maar zo eenvoudig is het niet.

Met de evidente straffe verhalen of rechtstreekse vragen om vakantiedagen te maskeren als ziekteverlof, had ik het niet moeilijk. Bijvoorbeeld: "Dokter, ik moet een paar dagen bij mijn dochter gaan helpen want volgende week verhuist ze. Kan je me een briefje geven om thuis te blijven? Op dergelijke flagrante voorstellen kon ik echt niet ingaan. En ik vrees dat als je als dokter één keer aan zoiets toegeeft, je voor de rest van je loopbaan constant geconfronteerd wordt met zulke vragen. Je reputatie als "gemakkelijke briefjesschrijver" zal vlug de ronde doen.

Voor echte ziektes, alle begrip. Maar omwille van een goedkoop vakantieticket, een snel zwart jobje of een geveinsde kwaal moest je niet aan mijn adres zijn. Sorry, maar noppes!

woensdag 3 augustus 2016

Over verstrooide hoofden

Het gebeurde op een donderdagochtend, na een nachtvisite. Ik was niet bepaald “fit" om de consultatie te beginnen. Met een korte douche probeerde ik mezelf nog snel wat frisheid en energie in te blazen.


Meneer Spijboek was een trouwe vroege (altijd de eerste) patiënt, telkens op de laatste donderdag van de maand. Een oude man - volgens zijn paspoort een zeventiger, maar fysisch makkelijk tien jaar ouder. Hij was weduwnaar en had al veel kwalen achter de rug. Hij liep voorovergebogen door osteoporose en zijn armen zaten vol blauwe plekken door zijn fragiele huid en de pillen die hij moest nemen. Na een korte begroeting zette hij zich neer en ontblootte routinematig zijn arm voor de maandelijkse PTT bepaling in zijn bloed. (Nu wordt dit INR genoemd: een parameter voor bloedverdunning en maatstaf voor aanpassing van bloedverdunnende medicatie.)

Hij had me tot op dat punt nauwelijks aangekeken. Gelukkig maar. Terwijl ik hem al wat ondervroeg, naar hoe hij zich voelde en hoe de voorbije maand verlopen was, begaf ik me naar de roltafel om alle benodigheden voor de bloedname te verzamelen en te prepareren: de nodige buisjes en de juiste naald op een houder vijzen, alcoholswab en pleister klaarleggen, … Ineens, tot mijn ontsteltenis, viel er een krulspeld uit mijn haar! Die was achtergebleven na een ultieme poging een beetje goed voor de dag te komen die ochtend... Tijd voor veel opsmuk en spiegelkijken kwam er sowieso nooit aan te pas en kappers zouden van honger omkomen indien ze van mijn bezoekjes moesten leven. (Kappersbeurten waren trouwens niet bepaald zinvol vermits ik dagelijks door weer en wind de baan op ging!)

Ik moest even bekomen van de verrassing maar moffelde dan snel die ouderwetse krulspeld weg, voelde of er niet nog ergens eentje verborgen stak, en probeerde verder te doen alsof er niets aan de hand was. Ineens was ik wakkerder dan ooit!

Ik nam doodserieus meneer Spijboek z’n bloed af en hij merkte niets van de gevolgen van mijn kleine “ochtendspits" voorvalletje. Ik rondde het maandelijkse klassieke onderzoek af en was hem stiekem dankbaar dat híj de eerste patient geweest was! Zelf nog wat in droommodus en in al dan niet zorgelijke gedachten verzonken - zich verder van niet veel bewust...

’s Avonds zou hij me bellen voor de uitslag van zijn bloedtest en kon ik hem voor de komende maand het schema voor zijn bloedverdunnend medicijn uitleggen. Het was een lieve mens maar ook één van mijn zorgpatienten; de ene keer stond zijn bloed te dun en riskeerde hij ergens te bloeden. De andere keer was zijn bloed te dik en dreigde een trombose van zijn hartklep. Het was zeer moeilijk een vast schema voor zijn pilletjes uit te dokteren. Vermoedelijk was hij ook af en toe verstrooid en durfde al eens iets over het hoofd te zien! Maar dan iets erg belangrijks: dat pilletje nemen...

woensdag 13 juli 2016

Een makkelijk prooi ...

Elke Pasen en Sinterklaas kreeg ik een mooi ingekleurde tekening van hem. In hoofdletters stond er telkens op geschreven: "voor dokter Leentje". Meestal stak hij er nog een pakje chocolaatjes bij. Je zou denken dat de gulle gever misschien een kind was. Maar niets was minder waar.

Freddy was de jongste in een familie van laaggeschoolde mensen, een achterkomertje. Hij was zwakbegaafd. Ondanks zijn 25 lentes had hij de intelligentie van een 10-jarige. De familie woonde aan een drukke verkeersader, waar het zeker niet gezond leven was. De dag dat zijn vader stierf aan longkanker, voor een stuk te wijten aan overmatig rookgedrag, daverde de grond onder Freddy's voeten. Hij had altijd een houvast gehad aan zijn vader. Toen een paar jaar later ook zijn moeder overleed aan buitensporig alcoholgebruik, was hij werkelijk radeloos. Hij moest even in de psychiatrie worden opgenomen en was helemaal het noorden kwijt.

Ik kwam al jaren over de vloer bij de familie en plots leek het alsof ik de enige was die hij nog kon vertrouwen. Dit hield een zeker gevaar in; een te nauwe band, een te grote afhankelijkheid dreigde zich te manifesteren. Maar dan toonden buren en verre familie zich zeer bereid zich over hem te ontfermen. Al gauw kwam ik er echter achter dat ze andere motieven hadden dan nobele weldadigheid
“Mijn tante doet boodschappen voor mij,” zo vertelde hij me op een dag, “maar ik vind dat alles zo duur is. Straks kom ik niet toe met mijn uitkering. Dat is wel vriendelijk van haar, natuurlijk.” En: “Ze zegt steeds: “Ja, het leven is duur, maar je redt het wel, Freddy.” 
Zelf bezocht ik hem regelmatig maar rekende bewust enkel het terugbetalingstarief aan.

Op een dag werd mijn wantrouwen pas echt gewekt. “Ze heeft me gevraagd om samen naar de bank te gaan,” vertelde Freddy, “ik moest alleen maar een papiertje ondertekenen zodat ze volmacht heeft op mijn rekening. Zo hoef ik haar enkel mijn boodschappenlijstje mee te geven en kan ze direct betalen!” 
Wat bleek? De toegewijde tante deed inkopen voor zichzelf en voor Freddy en betaalde alles met Freddy’s bankkaart! Per toeval kwam ik uit op de waarheid. Het misbruik was uiteindelijk redelijk snel aan het licht gekomen, maar toch kon ik niet goed begrijpen hoe het überhaupt zover kon komen. Had de bankdirecteur niet wat meer achterdocht kunnen tonen? Hij was toch Freddy's raadsman, zo had de jongen me toevertrouwd?

Mits het aanspreken van OCMW en ziekenkas, en dankzij de juiste juridische adviezen, werd Freddy stante pede onder de hoede geplaatst van een voogd. Hij kon terecht in het systeem van begeleid wonen en zijn schamele spaarcentjes werden van toen af aan beheerd door professionelen.

Gezien zijn verstandelijke vermogens en psyche, zo wees de volledige doorlichting in het ziekenhuis uit, zou hij niet te zwaar getild hebben aan de gebeurtenissen. Maar toch was mijn ontgoocheling groot. Hoe konden mensen dit doen? Hoe was het mogelijk dat men zijn medemens zo kon benadelen en in de luren leggen?

 

zaterdag 25 juni 2016

Madam Doktoor moet zelf naar de dokter ...

Het was zaterdag. De zon scheen overvloedig. De kinderen waren op kamp en wij maakten met de buren een fietstochtje in de Polders. Ik ben verre van sportief aangelegd maar fietsen op het platteland, vooral met de wind in de rug, dat is mijn ding. Dacht ik.

Onze buurman reed met mijn man voorop en zijn vrouw Lies reed naast mij, terwijl we wat kletsen. We hadden net een lekker broodje met potjesvlees achter de kiezen en de tocht was terug aangevat, met hernieuwde energie. Zover waren we nog nooit langs het kanaal gefietst. Meerdere kleine bolle bruggetjes maakten de overstap mogelijk naar de dorpen aan de overkant. 
Onze buurman, Pieter, was een spotter en een grapjas. Hij daagde me uit om met de fiets over zo'n bruggetje te rijden. De sfeer was prettig, iedereen goed gemutst, en in mijn “overmoed” nam ik zijn uitdaging aan.

Maar o wee, toen ik de eerste meters ingezet had, werd het me duidelijk dat dit geen eenvoudige fietsweg was, maar eerder een brug om te voet over te steken. Halverwege kreeg ik ineens geen beweging meer in mijn pedalen; zo stijl was de helling. Ik stond recht om mijn fiets tot stilstand te brengen en af te stappen. Maar toen liep het fout. Het gewicht van mijn fiets trok me achterwaarts naar beneden.

Echt slim! Het resultaat: een polsfractuur. En daar stonden we dan, op het verste plekje van onze tocht. Wat nu? Lies zou bij mij blijven wachten terwijl onze mannen vliegensvlug naar het appartement terugfietsten om met de wagen terug te keren. Vandaar trokken mijn man en ik huiswaarts, rechtstreeks naar de orthopedist die we goed kenden, in de hoop dat die mijn probleem snel kon fiksen.
Lies en Pieter reden per fiets terug naar het appartement - Pieter op mijn fiets, welteverstaan!

"Wat nu, met de praktijk?!” Die zorg flitste onmiddellijk door mijn hoofd! Waarschijnlijk zou ik toch een gips krijgen en maandag al aan de slag kunnen? Dat bleek al snel een al te optimistische gedachte.
Ik zal u de details van de behandeling besparen maar na de operatie keerde ik zondag terug naar huis met een open gips, dus er was geen sprake van werken! Een volledige week was ik out! En mijn man moest de boel runnen... Nadien kreeg ik een mooie roze plastieken “gips” maar daarmee was de kous nog niet af. Nog twee weken wachtte ik om aan de slag te gaan, maar daarna kon ik de baan weer op met mijn pa als chauffeur, om toch al enkele patiënten aan huis te bezoeken. Ik hervatte ook mijn raadplegingen, hopend dat er niemand kwam voor speciale ingrepen  - want die konden toch redelijk veel fysieke inspanning vergen en dat verliep niet zonder slag of stoot - of pijn! 

De controlearts die me bezocht in verband met de dagvergoeding (waarvoor we al die jaren betaalden, maar pas na een maand van konden genieten), verklaarde me gek, wanneer ze hoorde dat ik na 3 weken met een gegibste arm al weer aan de slag ging. Ik ben nochtans absoluut geen wondermens, maar een zelfstandig beroep haalt het beste uit jezelf naar boven zeker? Mijn drie baby’s hebben me ook maar telkens drie weken “rust” bezorgd na hun geboorte... Zo verliepen de dingen vroeger nu eenmaal. En baat het niet, dan schaadt het niet, denk ik maar zo: mijn grootmoeder beviel van haar achtste kind en stond de volgende ochtend al terug op het veld. En zij werd 92 jaar!

dinsdag 14 juni 2016

Moord!

Keken jullie ook graag naar de TV-reeks "Inspector Morse”? Wij ook! Die bewuste zaterdagavond ging het over een gruwelijke moord, zoals steeds. Terwijl op de achtergrond een mooi muziekstuk speelde, bezocht de rechercheur de plaats van het delict. De hele zone was afgespannen met het kenmerkende rood-wit gestreepte lint, en alleen Morse en zijn hulpinspecteur mochten er onder door kruipen.


Op dat ogenblik rinkelde de telefoon - bij ons, welteverstaan. We waren namelijk van wacht.
Een politieman vroeg of één van ons naar de Vogelstraat kon komen, ter hoogte van het parkje. Er was iets ernstigs gebeurd en er moest een attest gemaakt worden.
Zulke bizarre oproepen nam mijn man meestal voor zijn rekening, tenminste indien hij vrij was.

Wat hij die avond meemaakte, had iets surrealistisch! Terwijl ik thuis verder keek naar de spannende aflevering van Morse, stond mijn man “live" in een gelijkaardige situatie. Een met rood-wit gestreept lint afgebakende zone, meerdere politievoertuigen, journalisten (die hebben een neus voor alles), agenten van alle rangen, en een paar ramp toeristen - ondanks het late uur.

Mijn man werd doorgelaten en toegestaan de afgebakende zone te betreden. Een wandelaar met een hondje had een akelige vondst gedaan: plastic zakken met een lijkgeur! De politie was ter plaatse gekomen. Verschillende lichaamsdelen waren verpakt teruggevonden…!

”Wij hebben een attest van overlijden nodig.“ zo luidde de vraag, ”om de lichaamsresten te mogen verplaatsen voor onderzoek.”
Het klonk eigenlijk komisch, terwijl het dramatisch was. Niemand twijfelt over het “overlijden”, toch?! 

De volgende dag hoorde mijn man dat hij op TV was herkend door een patiënt. Hij had dan wel de plot van inspector Morse gemist, maar in levende lijve de vreemde sfeer geproefd van misdaad en politiewerk.

 

zondag 29 mei 2016

Van het ene huis naar het andere

Om een of andere reden was dinsdag mijn drukste dag. 's morgens huisbezoeken, in de namiddag afspraken (die waren intussen ingevoerd) en na 17 uur de avondraadpleging. Er was dus weinig ademruimte.


Voor vertrek thuis maakte ik een planning van de bezoeken. Dat was niet altijd een makkelijk karwei! Ik probeerde rekening te houden met het traject en de dringendheid maar ook met de verworven rechten of eerder gewoontes van de mensen. Sommige oude chronische patiënten waren het zo gewoon dat je hen halverwege de voormiddag een bezoekje bracht, dat een te grote afwijking in de planning hen in de war bracht en aanzette naar het thuisfront te bellen met de vraag: “Waar blijft de dokter? Is ze me vergeten??” Anderen vonden dat ze zo ernstig ziek waren dat ze zeker eerst bediend moesten worden. Als er dan toevallig die dag enkele nuchtere bloedafnames gepland waren, en die patiënten woonden aan de andere kant van het gebied, dan kon je al beginnen stressen. Daarbij was er gegarandeerd iemand die eigenlijk een afspraak geboekt had bij de kapper om 11 uur, en in de home zat iedereen al om 11.30 uur aan tafel (dus moest ik zien dat ik daar goed op voorhand mijn ronde kon doen!). Het was dus puzzelen om een aanvaardbare route uit te stippelen, op uur en tijd iedereen te bedienen en dan om 13 uur terug thuis te geraken, liefst zonder boetes en met gekoelde bloed- en urinestalen, die gelukkig door een bereidwillig en gedienstig labo bij ons thuis werden opgehaald.

Enfin, eenmaal in de wagen: muziekje aan en rijden! Van de ene deur naar de andere straat, van de zware zieke die terminaal was naar de psychosomatische hypochonder (die je eigenlijk liever een pets op zijn poep wilde geven). Van het oudje, voor wie ik het enige en welkome bezoek was die dag, naar de ongeruste mama van een eerste baby’tje dat niet goed dronk. Van de maandelijkse chronische patiënt, die nood had om over altijd hetzelfde wat te klagen, naar de depressieve triestige jongeling, van wie ik bang was dat hij zichzelf iets onherroepelijks zou aandoen. Voor iedereen een luisterend oor aanbieden, een bemoedigend woordje klaar hebben, een geschikt medicament voorschrijven. Dan was de patiënt tevreden, en ik ook. 

De ene dag lukte dat beter dan de andere. Ik ben zelf maar een mens. Maar hoewel ik steeds opnieuw mijn uiterste best deed, was niet iedereen altijd even gelukkig met mijn interventie. 

Voor de kleine Willem bijvoorbeeld deed ik gewoon maar mijn plicht; hij genas van een lelijke wonde op school, zonder litteken. Gelukkig maar. Ik kreeg dankwoorden in overvloed en erg veel respect - teveel, vond ik! Het was toch niet meer dan normaal dat ik die wonde grondig had gereinigd en met een fijn draadje zorgvuldig had gehecht? En toch, de dankbetuigingen en lof waren hartverwarmend!

Meneer Partoen daarentegen had ik tijdens de wachtdienst het leven gered. Ik trof hem aan met een diepe veneuse trombose en ademhalingsproblemen. Een mogelijk  longembool moest uitgesloten worden! Gelukkig stuurde ik hem tijdig naar het ziekenhuis waar mijn vermoeden bevestigd werd. Later zei hij me zelfs geen goeiedag op straat. Eigenlijk was hij wat boos dat ik hem naar de spoedafdeling had gestuurd. Hij heeft nooit ingezien aan wat hij was ontsnapt. 

Dat was een belangrijke les die ik heb moeten leren: in dit beroep maakte je niet gemakkelijk vrienden en had je tegen wil en dank vijanden.

dinsdag 17 mei 2016

Medicatie – nieuw is niet altijd beter!

Het was de beurt aan Suzanne. Ze trad het kabinet binnen met haar baby op de arm. Al bij haar binnenkomst vermoedde ik een beetje wat er aan de hand was. De kleine, 4 maanden oud, reutelde zwaar. Hij had de afgelopen nacht 39°koorts gemaakt en was heel lastig.


Hij had zijn flesje met veel moeite gedronken en was af en toe uit ademnood moeten stoppen. Tot overmaat van ramp was na een zware hoestbui alle melk er weer uitgekomen. Die ochtend was hij zo tam als wat. De problematiek was mij maar al te goed bekend. Na onderzoek was ik zeker: hij had een bronchiolitis, meestal een RSV infectie. De beelden van lang geleden kwamen me weer voor de geest: onze eerste baby had hetzelfde doorgemaakt op drie maanden. Toen hadden we een hospitalisatie net kunnen vermijden, enerzijds omdat we zelf dokter waren en anderzijds omdat onze kleine wel goed in het vlees zat en enige reserve had. Deze kleine pruts was zo frèle en de mama liep er erg ongerust bij. Het was beter naar het ziekenhuis te gaan voor de eerste aerosol beurt en om te controleren of de zuurstof saturatie voldoende bleef en de kleine niet deshydrateerde  gezien hij zo moeilijk dronk. 

Ik miste in deze situatie mijn vroegere medicijn ”brontine”. Een oude pediater leerde het me kennen en mijn eigen baby en zovele anderen had ik hiermee kunnen helpen bij deze hypersecretoire longinfecties. Ik liet het medicament prepareren bij de apotheker in een minuscule dosage, in geluletjes. Die moesten dan in de voeding vermengd worden. Het deed mirakels! Spijtig genoeg werd het uit de handel genomen. 

Ook de perdolan van heel lang geleden (de combinatie paracetamol en acetylsalicylzuur) mochten we niet meer gebruiken, maar die was tien keer doeltreffender dan de huidige. De hoge koortspieken waren veel gemakkelijker onder controle te houden. Ik heb er nooit iets mee voorgehad, maar nu werd dit afgeraden omdat er 1/ 10000000 kans bestond op een zware complicatie (het zogenaamde syndroom van Reye). Jammer! Je kon het als arts ook niet meer riskeren het te gebruiken, want het moest je maar overkomen dat een kind die zeldzame complicatie deed en je carrière ging eraan. Gek, want we hadden het zo vaak voorgeschreven, en onze kinderen hadden het ook geslikt! Zo verging het vele medicijnen. 

Oude vertrouwde formules werden uit de markt gehaald om ze al dan niet te vervangen door nieuwe. Waar was de goeie oude “Theralenesiroop” waarmee we voorzichtig omsprongen maar toch zeer vele kindjes met neusverstopping en verkoudheden hadden kunnen helpen en ouders een betere nachtrust bezorgen? Oh wee wiegedoodgevaar werd geopperd.

Waar was de deugddoende “librax” die alle gestresseerde maaglijders wel zullen kennen en die zo vele psychosomatische klachten uit de wereld hielp? Vermoedelijk werd deze veel misbruikt!

De “Theophylline” die de astmalijder onmiddellijk verlichting bracht? De inhalatoren namen het over.

De “Balsoclase“ die zelfs bij kleine baby's mocht gegeven worden? Echt jammer, maar vermoedelijk ook verdwenen omwille van mogelijk sedatief effect op te jonge kinderen.

Soms kreeg ik de indruk dat al die handige en vrij ongevaarlijke hulpmiddeltjes systematisch uit de rekken van de apotheek verdwenen. Ze waren goedkoop en efficiënt. Nu kwamen er nieuwe medicijnen die zeer duur waren en hun veiligheid nog moesten bewijzen op lange termijn... Daar was ik zeer sceptisch over. En effectief, sommige van deze nieuwkomers was maar een kort leven beschoren. Bij intensief gebruik op grote schaal doken dan toch onverwachte bijwerkingen op en moest het voorschrijven aan banden gelegd worden, hetzij volledig hetzij met beperkingen. 

Nieuwer is niet steeds beter, ook niet in geneeskunde. Een voorzichtig, kritisch en veilig voorschrijven blijft de boodschap.

 

woensdag 4 mei 2016

Een enorme angst om te sterven

Er lagen een bloemkool en twee courgettes op de grond voor de trap, toen ik die ochtend naar beneden kwam, gereed om de consultatie te beginnen. Geen briefje met een naam erop, geen klein woordje uitleg. Van wie? Waarom? Ik kon dus niet meteen de gulle gever bedanken.


Ik vermoedde ergens wél dat Freddy de lekkere groenten voor ons had achtergelaten. Hij was de enige zoon van een boerkozenfamilie die nog actief was in de streek. Hij stond dus rechtstreeks aan de bron van heerlijke ambachtelijk gekweekte natuurproducten. Ik wist ook dat hij zich steeds schaamde wanneer hij voor de zoveelste keer met dezelfde klachten langskwam en ik alle moeite van de wereld moest doen om hem weer van zijn fobische gedachten af te brengen. Hij ging dan meestal gerustgesteld naar buiten na de consultatie, maar spijtig genoeg was het gunstige effect van onze gesprekken en vooral mijn gepreek al snel weer uitgewerkt. Langzaamaan kregen zijn angstige gedachten opnieuw de overhand en kwam hij drie, vier weken later weer met de zelfde problemen op raadpleging. 

Freddy werd voortdurend geplaagd door een enorme schrik om te sterven. Meestal vreesde hij te lijden aan een of andere kanker. Hij voelde een bolletje in zijn nek: hij moest wel bloedkanker hebben! Hij liep rond met een langdurige kuchhoest: hij had longkanker. Hij werd geplaagd door lage rugpijn: hij had zeker botkanker. Gelukkig kende ik hem goed na die vele jaren. Het bolletje in zijn nek bleek een ontstoken haarfollikel. Zijn hoest was te wijten aan een allergie. En zijn rug had maar al te veel te verduren gekregen van het langdurig gebukt werken op het veld. Toch was zijn bezoek telkens een uitdaging voor mij.

Zeker zijn dat zijn klacht banaal was… Dat was absoluut noodzakelijk. Liefst zonder steeds grote onderzoeken te moeten plannen. Als het aan hem lag, moest ik telkens opnieuw bloed afnemen, radiografieën laten maken of misschien zelfs een “total body scan”. Dan pas ging hij gerust zijn, zei hij. Als ik hem moest geloven, ging hij al tien keer dood.

Dus, na het nodige klinische onderzoek startte ik elke keer weer met al mijn overredingskracht een psychologisch gesprek. "Dat het nuttig was dat hij met zijn angsten niet te lang bleef lopen, want dat die dan grotere proporties aannamen.” "Dat hij niet steeds als eerste oorzaak van zijn klachten een kanker moest vermoeden. "Dat er zoveel meer courante redenen zijn om die klachten te verklaren.” "Dat hij zeker zelf geen medische boeken of internet sites mocht raadplegen, want dat die zijn paniek nog zouden voeden.” Enzovoort, enzoverder.

Hij was niet de enige patiënt met een beklemmende fobie voor ziektes en dood. Meer mensen zaten met die angst. Misschien omwille van de toegenomen informatie in de media? Een regelmatig ondersteunend gesprek deed deugd en hield hen weer tijdelijk boven water. Als het kon, gaf ik liever geen medicatie.

Voor mij waren deze mensen risicovolle patiënten. Het was telkens oppassen geblazen, want stel je voor dat hun klacht op een dag toch ernstig was ...

vrijdag 22 april 2016

Achter gesloten deuren

Mevrouw Anita B. zat in de wachtzaal met een windel rond haar gezwollen arm. Haar gezicht was vertrokken van pijn en ze had duidelijk geweend. Anita had twee kinderen en haar echtgenoot leidde een goed draaiend bedrijf. Een welgesteld gezin.

Ze had een bad genomen en was uitgegleden op de natte vloer. Zo had ze zich bezeerd. Vertelde ze.


De letsels waren ernstig en mogelijk zat er zelfs een fractuur onder de zwelling. Er moest een radiografie genomen worden en waarschijnlijk zou ze een gips nodig hebben. Anita sputterde tegen. Ze wilde niet graag naar het ziekenhuis want de tweeling ging wat later thuis komen van school en ze moest nog warm eten maken voor haar man, klonk het.

Toen ik aandrong om toch naar de spoeddienst te gaan en voorstelde om haar man te verwittigen en in te lichten over de ernst van haar verwonding, panikeerde ze bijna. Ze gaf aan dat ze dan zelf wel naar het ziekenhuis zou gaan. Ik moest niets doen en zeker meneer niet verwittigen.

Later is Anita nog teruggekomen.
Een keer met schaafwonden en een keer vol blauwe plekken.

Binnen dit gezin gebeurden zaken die door niemand werden vermoed... Anita wist dat ik haar geheim kende. Ze nam telkens gewillig de telefoonnummers en adressen mee die ik haar aanbood om hulp te zoeken bij sociale dienst en speciale opvang, maar maakte er nooit gebruik van.

De kinderen vertoonden nooit verdachte letsels, maar hun mama werd een paar keer lelijk toegetakeld. Ze heeft nooit toegestemd hier verder mee te gaan en verplichtte mij tot zwijgen. Ze hield van haar man, zo zei ze, en ze zou nooit haar gezin omwille van deze uitzonderlijke voorvallen laten kapotgaan. Tenminste zolang haar zoontjes gespaard bleven!

Waarschijnlijk is er meer familiaal geweld binnenskamers dan we weten. Akelig dit van kortbij mee te maken.

donderdag 14 april 2016

Als het hart het (even) begeeft ...

Hij lag op grond in de hal. Zijn vrouw had me dringend laten komen omdat hij plots onwel was geworden. Met wat hij me nog bewust kon vertellen, was ik zo goed als zeker van de diagnose. Pijn in de borst, misselijkheid. En ik zag hem zweten... 


Anno 1980

Een infarct. Veel kon ik niet doen. Er was ons tijdens de studiejaren op het hart gedrukt de patiënt vooral rustig te houden, paniek te vermijden (zelfs de sirene van een ambulance zou de angst kunnen verergeren!), de patiënt in stabiele zijligging te leggen en iets toe te dienen voor de pijn en bloeddruk en hartslag in het oog te houden tot wanneer de ziekenwagen er was. In het ziekenhuis zou het er vooral op aankomen verwikkelingen zoals ritmestoornissen of hartsdecompensatie tijdig te onderkennen en te behandelen. Mijn eigen schoonvader stierf in het ziekenhuisbed aan een infarct, dus het liep al eens slecht af.

Anno 2000

Meneer DG belde die een ochtend rond 5 uur met hevige pijn op de borst en kortademigheid. Ik snelde ernaartoe want dit klonk als een hartaanval. Zijn pols was zwak en zijn bloeddruk laag. Ik diende onmiddellijk aspirine toe en medicatie om de pijn te bestrijden. Het voelde alsof hij naar het toilet moest gaan, zo zei hij. Dat was nog alarmerender! De ziekenwagen was al meteen gebeld met de MUG. Ik wist dat ik intussen vooral geen intramusculaire inspuiting mocht geven want dat kon de behandeling in het ziekenhuis bemoeilijken. Daar had men intussen al nieuwe methodes van trombus-oplossing ter beschikking. Alles moest nu supersnel gaan: ik kon best al een EKG aanleggen, dan hadden de spoedartsen al een eerste blik op de toestand. Het kwam erop aan binnen het halfuur in een hartcentrum te geraken. Met loeiende sirene kwamen er twee wagens aan in de straat: de MUG en een gewone ambulance wagen. De hele buurt was gealarmeerd en mensen stonden op straat om de gebeurtenissen van dichtbij te kunnen volgen. Het was zaak om snel met de patiënt weg te razen om zo spoedig mogelijk een coronarografie te verkrijgen en zelfs een stent te zetten indien nodig.

Anno 2010.

Xavier, 79 jaar, zit in de wachtzaal rustig zijn beurt af te wachten. Met een door pijn vertrokken gezicht vertelt hij: Sinds vanochtend heb ik pijn, hoog in de maagstreek. Mijn eten verteert niet goed, denk ik. En ik heb het ook wat op mijn adem. Ik zweet ervan! Bij nader doorvragen en onderzoeken stel ik vast dat hij een hartinfarct doormaakt! Zelfs op het cardiogram zie ik al signalen (wat niet altijd het geval is bij een beginnend infarct) Verbaasd dat hij met zo’n pijn naar de raadpleging kon komen maar vooral bekommerd, wil ik hem onmiddellijk laten ophalen door een ambulance. Maar ik krijg meteen verweer: "Neen, neen, Ik wil niet naar de kliniek! Ik wil dat je me thuis verzorgt!"
Niet de eerste patiënt "van de oude stempel" die nog nooit een voet heeft gezet in het hospitaal. In deze tijd is dat een probleem. In deze tijd is de optie thuisblijven met een infarct niet meer aan de orde, zelfs not done. Als er een complicatie zou optreden ben ik als dokter onmiddellijk de schuldige, de nalatige. Anderzijds heb ik het gevoel dat ik hem de vrijheid om over zijn eigen leven te beslissen afneem. Ik leg hem uitvoerig de risico's van zijn beslissing uit. Na lang aandringen laat hij mij een bloedname verrichten die ik dringend laat onderzoeken. Als deze een verhoging van troponines aantoont (het ultieme bewijs van de diagnose) zal hij zich alsnog laten opnemen. Gelukkig werk ik samen met een erg gedienstig labo en kan ik de uitslag zeer snel bekomen. Intussen ligt Xavier op een bed in mijn tweede kabinet, toch een beetje onder controle. Zijn dochter komt eraan en samen vertrekken ze in hun eigen wagen naar de spoeddienst, waar ze veilig en wel aankomen. Xavier herstelt zonder te grote interventies goed van zijn infarct na een weekje kliniek. Oef! Hij was verzoend met het compromis. 

donderdag 7 april 2016

Terwijl (bijna) iedereen aan het slapen is ...

Het was een merkwaardige drukke wachtdienst dat weekend, in een verder redelijk rustig seizoen. De oproepen kwamen voortdurend in salvo's, en tegen zondagavond was het helemaal te bont.

 


22 uur, pikdonker buiten. De telefoon rinkelde en een man, die verdacht dronken klonk, zei lallend: "Ik zou een huisbezoek willen voor mijn dochter."
"Wat is er aan de hand, aub?” vroeg ik.
"Ze hoest al weken, maar nú is het zeker bronchitis!"
De man leek helemaal niet in staat eventueel nog medicatie te gaan halen en ik vroeg vriendelijk of de dochter koorts had, al dan niet kortademig was en of het gezien de niet alarmerende symptomen eventueel tot morgenochtend kon wachten. Prompt werd de telefoon in de haak gesmeten, zonder mij de tijd te gunnen een afspraak te maken of nog enig verder woord uit te brengen.

Nog geen 10 minuten later belde Mevrouw VD uit de Zeppestraat, in paniek: “Vlug, vlug, dokter, mijn moeder is echt niet goed! Ik denk dat ze iets aan het krijgen is!"
Ik reed er onmiddellijk naartoe. Dit was ernstig, waarschijnlijk een hartinfarct. Ik bleef wachten tot de ziekenwagen de moeder in kwestie oppikte.

23 uur, opnieuw telefoon. Mevrouw VR wou een visite voor haar zoon, die keelpijn had. Ik viel bijna achterover. We leefden in een tijd waarin  tijdschriften en media overvloedig berichtten over hoe kleine kwalen aan te pakken en hoe te reageren bij frequente aandoeningen. Dit was niet ernstig. Maar het misnoegen van de dame, wanneer ze met advies over pijnstilling naar de volgende ochtend werd verwezen, was merkbaar groot. Nochtans kon ik haar niets beters bieden voor deze nacht gezien ze blijkbaar al op eigen houtje met antibiotica was gestart eerder die ochtend...

23:30 uur. Ik was net klaar met een hechting in het kabinet toen we melding kregen van een “accidentje" aan de sportclub. De avond was blijkbaar nog jong! Ondersteund door twee vrienden werd Sven binnengebracht. Hij was, stomdronken, letterlijk in de goot gevallen op weg naar zijn auto… Hij was dus effectief van plan geweest weg te rijden! Bij de valpartij had hij zijn knie helemaal opengereten. Zo goed en zo kwaad als ze konden, hadden zijn kompanen een zakdoek rond zijn knie gebonden, hem in hun wagen geladen en naar ons huis gebracht. Het drietal stond er niet al te appetijtelijk bij voor onze voordeur.
Alle drie hadden ze een voetbalmatch achter de rug. Ze waren daarna aan de toog van het clubcafe hun overwinning gaan vieren, met de huidige toestand tot gevolg. Het was een zicht! Hun kleren zaten onder de modder en hun benen droegen nog de sporen van het talrijke glijden en vallen in het gras. Het slachtoffer hing tussen zijn vrienden in met de bebloede vieze zakdoek rond zijn knie.
Hij was nog maar net de deur binnengedragen of hij kotste de hal onder! Mijn God, wat een smurrie! Walter, één van zijn helpers, die eigenlijk bij mij patiënt was, bekeek me verontschuldigend. Hij schaamde zich over de situatie en zei dat hij beter met zijn vriend naar een spoeddienst zou rijden. Maar het onheil was al geschied…
De wonde op zich was oppervlakkig en zou zelfs zonder anesthesie genaaid kunnen worden gezien de bedwelmde toestand van Sven. De gangvloer was toch al vies en Walter stelde voor alles op te kuisen terwijl ik Sven verzorgde. Die stak ik snel een wegwerp-nierbekken onder de neus om bij een nieuwe braakaanval bevuiling van mijn onderzoekstafel te voorkomen. De ontsmettingsprocedure duurde langer dan het naaien zelf maar nooit was een patiënt zo rustig geweest tijdens een hechting! Dat moet gezegd worden :-)

Toch was de nacht nog niet om.
Om 1:45 uur kon ik mijn  pyjama alweer inwisselen voor de werkkledij. Hup! Hup! Naar het naburige dorp voor acute buikpijn. Vermoeiend, zo'n avond, maar deze oproep was weer terecht. De mensen waren ook ongelooflijk dankbaar, wanneer je met een spuit een niercrisis snel onder controle kreeg. Dat deed erg veel en maakte me gelukkig!

3 uur. Ik had last mijn telefoon terug te vinden op de nachtkast, zo vast was ik in slaap. De Rijkswacht! Of ik een bloedstaal kon afnemen van een bestuurder die een ongeval had veroorzaakt? Wat een geluk dat ze zich van regio vergist hadden. Ik kon hen verwijzen naar de naburige wachtdokter. Pech voor hem!

Maandag, 7 uur. Daar had je de wekker. Nog een uurtje en de wacht zat erop.

We konden de werkweek “fit” starten :-)




dinsdag 29 maart 2016

Anno 1969: de student(e) geneeskunde

Voor een vrouwelijke studente anno 1969 betekende een kot zoeken niets meer of minder dan een plekje bemachtigen in één van de grote meisjeshuizen, vergelijkbaar met internaten. Jongens niet toegelaten. Bovendien oefende de directie redelijk wat controle uit op je doen en laten. 

Van toelatingsexamens geneeskunde was nog geen sprake in die tijd. Als je geslaagd was op je maturiteitsproef in het laatste jaar van de humaniora, mocht je starten. Maar pas dan kwam de kat op de koord. Je kon je comfortabele klasje van 18 leerlingen wel vergeten. In plaats daarvan belandde je in wellicht het 'grootste' jaar aller tijden in de geschiedenis van de geneeskunde in Leuven…


 
We waren met zo'n 900 studenten in het eerste jaar… Heel veel jongens en een klein beetje meisjes. Dit was wennen! De “porren” - want zo werden de meisjesstudenten genoemd - moesten op de eerste rijen gaan zitten. Had de prof zo een goed zicht op het vrouwelijk schoon? Was het een manier om aanwezigheden  te controleren? Of  konden de jongens die zich tijdens de les verveelden op die manier een grondige studie maken van het aanwezige vrouwvolk? In die jaren hadden de meisjes die voor dokter studeerden de reputatie niet de schoonste te zijn maar wel slim. De weinige mooie exemplaren die er tussen zaten waren vooral met deze lange studie gestart met de bedoeling een goeie partner aan de haak te slaan. 

Geen aula was groot genoeg om ons allen van een plaatsje te voorzien en dus werden we in 2 groepen verdeeld: van de A tot de P en van de O tot de Z. Tijdens de eerste les anatomie zei de sympathieke prof: "Kijk maar eens links en kijk maar eens rechts van u naar uw medestudenten. Onthoud goed: Slechts 1 van jullie 3 zal op het einde van het jaar overblijven!” Onze moed zakte meteen in onze schoenen. 

De uitslag van de partiële examens in januari deed sommigen al opgeven. Zo weinig punten voor zo veel werk, dat zagen ze niet meer zitten. Anderen kregen net het nodige duwtje in de rug om een betere studiemethode aan te vatten om de grote hoeveelheid stof te kunnen verwerken, en dat loonde meestal op het einde van het academiejaar. Er waren echter andere redenen genoeg om er alsnog de brui aan te geven...

De praktijklessen anatomie hadden plaats in een gekoelde zaal met een tiental metalen bedden waarop lijken (weliswaar respectvol) waren neergelegd. Ze waren meestal reeds voor een deel gedissecteerd. Het rook er zo sterk naar formol dat je al bij het binnentreden van de zaal een zekere remming voelde. Maar voor sommige studenten (nb. niet alleen meisjes) veroorzaakte het manipuleren van pincetten, op zoek naar een of andere “musculus” of “vena” in die dode lichamen, teveel weerzin. Vooral de eerste maanden moest er regelmatig eentje buiten gedragen worden of haakte er iemand af.

De cursus dierkunde dan, dat was eenvoudigweg een encyclopedie. We moesten de hele systematiek van insecten, inclusief hun Latijnse namen, memoriseren en de beestjes kunnen herkennen in de potjes waarin ze op formol bewaard bleven. Talloze avonden vertoefden we in het labo met onze neus tegen de vitrines, in een ultieme poging de diertjes uit mekaar te houden en te benoemen. Door de jaren heen had hier en daar een spin of mug een poot verloren of plakte een vleugeltje onmerkbaar tegen het achterlijf, waardoor het beest verward kon worden met een soortgenoot. Je moest dus echt ook wat geluk hebben.

Mijn examen plantkunde vergeet ik nooit. De week voordien beleefde ik de schrik van mijn leven. Tijdens de middagpauze en het middagmaal in het self-service-restaurant van het meisjescentrum waar ik en mijn vriendinnen logeerden, legden we altijd onze cursussen in de daarvoor bedoelde vakjes van de vestiaire. Eten moest snel gaan want het was "blok”. De onthutsing was enorm toen ik na amper een half uurtje mijn spullen uit de kleedkamer ging ophalen: mijn cursus was weg! Ik moet toegeven: hij was zeer doeltreffend en kleurrijk onderstreept, met mooie schetsen ernaast. Voor mij "instudeer-klaar" en dus was dit een regelrechte ramp! In allerijl schafte ik een blanco cursus aan (het was alsof ik nooit naar de les geweest was!) en leende ik het exemplaar van een bereidwillige vriendin om zo opnieuw alle tekeningen en bijzondere weetjes over te nemen die wij als trouwe lesgangers genoteerd hadden. Ik was er alsnog door! Teleurstellend was het wel, dat er personen met lange vingers rondliepen in ons jaar. Want wie anders kon met mijn cursus iets aanvangen? Hij of zij zou ooit ook dokter worden, toch? 

Toen ik in de derde kandidatuur belandde, had ik de grootste selectie en afvallingskoers wel achter de rug. Dat betekende dat mijn einddroom in zicht kwam… Bovendien ontmoette ik dat bewuste jaar totaal onverwacht mijn toekomstige man (al beseften we dat beiden op dat ogenblik nog niet, natuurlijk!). En nog wel tijdens een busrit voor een of andere betoging. We raakten aan de babbel en stopten niet meer. Een zielsgenoot. Het was de start van jaren lang naast mekaar in de les zitten, samen eten, studeren en nog veel meer. U dacht toch niet dat we na drie jaar studie al iets van geneeskunde afwisten?