maandag 28 december 2015

Lang, lang geleden, toen er nog geen gsm bestond

In de beginjaren van onze praktijk was de communicatie nog middeleeuws in vergelijking met vandaag. Van een gsm, laat staan een smartphone, was nog überhaupt geen sprake. Het was toen zelfs niet vanzelfsprekend dat mensen thuis een telefoon hadden. Ondenkbaar, niet? En dat had toch wel de nodige gevolgen voor onze ‘werking’!

Hoewel de uren van de raadpleging aan het voorraam uithingen, gebeurde het toen vaak dat iemand tussenin aan de voordeur belde. Patiënten die zelf nog geen telefoon in huis hadden bijvoorbeeld, moesten wel komen aanbellen om een huisbezoek aan te vragen. Jammer genoeg beschikten we nog niet over een parlofoon, met als gevolg dat we werkelijk naar beneden moesten (we hadden een huis met vier verdiepingen) om de deur eigenhandig open te maken. Het gebeurde dan ook regelmatig dat ik met mijn jongste baby, snel uit bad getild en half nat in een handdoek gedraaid, moest gaan opendoen, met mijn twee nieuwsgierige peuters in het kielzog.

Als er een dringende visite nodig was, kon ik mijn man jammer genoeg niet gewoon even bellen op zijn gsm. Ik keek naar de lijst van de patiënten naar wie hij vertrokken was, probeerde in te schatten waar en bij wie hij zich zou bevinden, en belde die patiënt op. Weinig verrassend: soms was het nodig verschillende mensen te contacteren vooraleer ik hem te pakken kreeg!

Na enkele jaren hadden we gelukkig een bieper. Zo konden we zelf een code bedenken om het verschil tussen ‘gewoon nog een visite’, ‘een dringend bezoek’ of ‘een zeer dringende visite’ aan mekaar door te spelen. 
  • Als het één keer biepte, lieten we alles vallen bij de patiënt waar we waren en belden meteen naar huis om te horen naar wie we ons moesten haasten. 
  • Bij twee tonen namen we de tijd om het bezoek ter plaatse af te werken.
  • En bij drie biepjes wisten we gewoon dat onze tournee niet gedaan was na het afwerken van ons lijstje, maar dat er sowieso nog een visite moest gebeuren. (Toch was het interessant even naar het thuisfront te bellen als we de kans zagen, omdat het risico bestond dat je op het einde van de ronde naar dezelfde straat terug kon rijden voor de bijkomende visite.)
Want kriskras door de streek rijden was uiteraard tijdverlies. En zelfs ik, met mijn ondermaats ontwikkeld oriëntatiegevoel, leerde stilletjes aan een logisch circuit uit te stippelen.

Ik moet zeggen dat na de komst van de GSM die stress een beetje wegviel. Het was een ongekende luxe mekaar op elk ogenblik van de dag te kunnen bereiken en spreken. Het had natuurlijk ook wel zijn nadelen … J. Zo gebeurde het regelmatig dat ik tijdens mijn wekelijkse boodschappentocht in het warenhuis een telefoontje kreeg van mijn man in consultatie dat er een dringend bezoek was aangevraagd. Er zat niets anders op dan mijn halfgevulde winkelkar achter te laten in een hoekje van de zaak - of onder de hoede van een verkoopster - en snel te vertrekken. Nadien keerde ik dan terug om mijn boodschappenlijstje af te werken. Als het echt een belangrijke interventie was geweest, kreeg ik er een goed gevoel van (zo van ‘Ok, dit heb ik dan toch goed kunnen managen!’). Als het een vals dringend geval was, dan was het uiteraard wel eventjes balen. Al bij al denk ik dat ik een plaatsje verdien in het Guinessbook of records voor ‘snel inkopen doen’!

donderdag 24 december 2015

A merry Christmas after all!

Het was niet altijd evident ons beroep te combineren met ons jonge gezin. We konden de kindjes echt niet zomaar even alleen laten. Er moest altijd één van ons beiden ofwel een oppas aanwezig zijn om hen op te vangen. Moeilijk, want ons werk was nu eenmaal volkomen onvoorspelbaar. Zelfs op kerstavond, zoals dat het geval was in 1984. 

Zeker die eerste jaren hadden we enorm veel urgente oproepen. De mensen belden echt voor alles naar de huisarts: huis- tuin en keukenaccidenten, voorvallen op straat, maar evengoed voor hartinfarcten, astma aanvallen of acute pijntoestanden. Nu is het de gewoonte om direct naar de spoeddienst te rijden of de 100 ziekenwagen te bellen. Toen waren wij de eerste hulp. Het was dus noodzakelijk om onmiddellijk te kunnen reageren (uit je bed te springen soms) en snel de wagen te nemen en te vertrekken. Geen tijd om eerst even een babysit op te trommelen. 

Die bewuste ochtend om 6u30 stonden onze kinderen (intussen 7, 5 en 3 lentes jong) al helemaal paraat om 's avonds Kerstmis te vieren. Wij moesten die dag wel nog werken tot 20 uur, wanneer de wachtdienst zou beginnen.

De hele dag stond onder spanning en onze ongeduldige spruiten waren al wel tien keer de pakjes onder de boom gaan betasten. Straks mochten ze open... Het werd 18 uur, 19 uur. De kleinste werd moe en stond al aan haar vingertjes te zuigen. “Wanneer beginnen we met het feest?” 

En dan, om 19:40 uur, tot overmaat van ramp, liepen er nog twee dringende oproepen binnen.

We verdeelden het werk. P, de oudste, mocht mee op huisbezoek met mijn man. Het ging over een knietrauma bij een ons goed bekende patiënt. I, onze tweede, liep moe door het huis te grollen: “Ik word nooit dokter, zulke dingen mogen niet gebeuren! Nu moeten we nog langer wachten om feest te vieren.” E, de jongste was intussen in slaap gevallen op de sofa.

Ik liet mijn patiënt in het kabinet, terwijl I. voor de televisie werd geplant (niet meteen mijn favoriete entertainment of babysit voor de kinderen, maar nu de enige oplossing gezien geen andere hulp in huis was op de vooravond van Kerstmis!).

Toen mijn man met onze zoon terugkeerde van het huisbezoek, kwam deze zegevierend  aanzwaaien met een pakje chocolaatjes, gekregen van de dankbare patiënt. De rest van de kroost schoot weer wakker door zijn enthousiaste verhaal. E. was bekomen van haar korte dutje en I. wou van de slag toch dokter worden!

En zo werd het toch nog een leuk familiefeest…

Een hele mooie Kerst gewenst!!

zaterdag 19 december 2015

Moeder natuur versus contraceptie: 3-0


Eén ding heb ik zeker geleerd tijdens onze praktijkjaren: de geneeskunde kan véél, maar moeder natuur is sterk. 

Mevrouw W was 43 en nam al jaren trouw de pil. Nu was ze toch wat ongerust want ze had haar maandstonden de maand tevoren niet gekregen in de pil-vrije week. Daar had ze zich niet meteen druk over gemaakt, maar nu kwamen de bloedingen weer niet? Was ze soms al in de menopauze? Ik vroeg of ze toch geen pil was vergeten en of ze niet ziek was geweest? Of ze geen andere medicatie had ingenomen? Na lang nadenken vertelde ze dat ze op tandartsbezoek was geweest en daar een kuur antibiotica had gekregen. Oh oh! De belletjes begonnen al te rinkelen in mijn hoofd. ‘Heeft u tijdens de kuur geen bijkomende voorzorgsmaatregelen getroffen?’ Neen, daar had niemand het over gehad. Ze bleek zwanger van een vierde kindje. Dat was even slikken, want dit had ze duidelijk niet gepland.

Mevrouw F had een heel gerust gevoel nu ze een spiraaltje had zitten. De gynaecoloog had haar bevestigd dat ze de komende vijf jaar geen verdere bescherming nodig had om niet zwanger te worden. Handig! Maar jammer genoeg niet voor de volle 100 procent veilig. Op een dag kwam ze op raadpleging met een beetje bloedverlies, misselijkheid en toch wat gewichtstoename. Wat denkt u? 

En dan: het toppunt. Een dame van 49 jaar. Al enkele jaren na sterilisatie beleefde ze de schrik van haar leven toen ze na onduidelijk buikklachten de diagnose van zwangerschap kreeg. 

De conclusie: helemaal veilig ben je dus eigenlijk nooit. De natuur is ijzersterk!

zondag 13 december 2015

Dokter, ik wil de pil

“Als de patiënt zondigt, zondigt de dokter door de pil voor te schrijven!” Toen we met onze praktijk begonnen, had de pil nog maar recent haar intrede gedaan als contraceptief middel.

Wij waren in die tijd nog “geïndoctrineerd” door de katholieke visie op seks. Het enige “voorbehoedsmiddel” voor gezinsplanning dat toegelaten werd door de kerk was periodieke onthouding. Bovendien was seks voor het huwelijk meestal nog taboe in de ogen van vele katholieken. Tijdens onze studies en later bij het opstarten van onze praktijk werd ons echter zeer snel duidelijk dat dit gedachtengoed helemaal niet met de realiteit strookte. 

Al snel kreeg ik meisjes van 16 of zelfs jonger over de vloer met de vraag naar de pil. "Dokter, het schijnt dat de pil helpt tegen pijnlijke regels? Ik heb altijd zoveel last....” Wanneer ik dan wat verder doorboomde, kwam de echte reden meestal boven water. Geen haar op mijn hoofd twijfelde eraan om in te gaan op hun verzoek. Het gedrag van het meisje zou ik waarschijnlijk toch niet kunnen beïnvloeden en het risico op een jeugdzwangerschap wou ik niet op mijn geweten hebben

In mijn jonge doktersjaren voelde ik me echter wél genoodzaakt een pleidooi te houden over een "edel" seksueel gedrag: seks met één partner, liefst na een lange verkering. Het als een unieke apotheose beschouwen van een goede relatie. Geen one night stands. Ik raadde de meisjes aan er met hun ouders over te praten. Want meestal was de boodschap dat ze de pil wel stiekem met hun spaarcenten zouden betalen. Als het om een zeer jong meisje ging, van 14-15 jaar, vroeg ik steeds de moeder mee op consultatie. Ik was goed in het preken, blijkbaar. Dikwijls kreeg ik een bedankje van de mama voor mijn betoog. Die zag het immers meestal niet zitten dat haar dochter al op "echt" vrijerspad ging. De volgende patiënt kwam gegarandeerd zuchtend binnen. "Zolang wachten…"

En het was belangrijk jonge meisjes wat noodzakelijke preventie-adviezen mee te geven om niet zwanger te worden en geen seksuele ziektes op te rapen door impulsieve, onbeschermde seks. Het werd in onze latere praktijkjaren belangrijker en belangrijker …

zondag 6 december 2015

Met het verkeerde been

In vroegere tijden toonden patiënten vaak een bijna blinde appreciatie voor de huisarts. Is dat nodig? Natuurlijk niet. Maar toch wel een basis respect, zoals je van elke medemens zou moeten kunnen verwachten - toch? Vandaag lezen we in de kranten dat er een huisarts werd vermoord... Het geeft me ijskoude rillingen. In onze praktijk zagen we gelukkig zelden een zeer bedreigende situatie. Een signaal van een veranderende mentaliteit? We hadden toen al maar al te vaak te maken met verbale agressie... Zo was er de bewuste mevrouw T.

Mevrouw T kwam het cabinet binnen, geflankeerd door haar echtgenoot en kind. Ze moest ondersteund worden en elke stap leek pijnlijk. Ik had de dame nog eerder nooit gezien. Ze vertelde dat ze net was verhuisd naar onze contreien. Ze was druk bezig geweest in haar nieuwe woning en had zich met een of ander product “een beetje verbrand” aan het been, zo zei ze. Een brandwonde veroorzaakt door een product? Mijn voelsprieten gingen meteen omhoog. Zulke wonden zijn steeds ernstiger dan gewone brandwonden! 
Ik liet haar plaatsnemen op de onderzoekstafel en ontblootte haar benen. Wat ik zag, overtrof nog mijn eerste vermoeden. Het linkerbeen was dubbel zo dik als het rechter, zag vuurrood en was nattend over het gehele onderbeen. De huid stond volledig gespannen. Ik betastte haar kuiten voorzichtig met steriele handschoenen, maar zelfs ernaar kijken leek al pijn te doen. Ik depte haar been met ontsmettingsmiddel en legde er een verzachtende zalf op. Daarbovenop kwam een hele doos aan speciale compressen waarvan ik wist dat ze niet zouden blijven kleven in de nattende wonde. Ik legde haar uit dat ze best naar de spoed zou gaan om een diepe veneuze trombose in de grote ader uit te sluiten. Dit kon zeer gevaarlijk zijn voor longembolen en zelfs dodelijk. Ik gaf haar meteen ook een voorschrift mee voor de dure compressen die ik gebruikt had en vroeg haar mij die indien mogelijk later terug te bezorgen.
Een week, 10 dagen gingen voorbij maar ik hoorde niets van haar. Van het ziekenhuis vernam ik dat ze kortstondig was opgenomen wegens verdenking op DVT en na 2 dagen (na het weekend) naar huis was mogen gaan. Ik nam de telefoon en belde haar op om naar haar toestand te informeren. 

Dat viel niet in goede aarde, o neen. Mevrouw T slingerde me naar het hoofd dat ik haar hele weekend had verpest door die domme hospitalisatie. Meer nog: ”het had haar stukken van mensen gekost”. Haar verzekering was niet in orde. “De artsen hadden ongelooflijk veel onnodige onderzoeken gedaan voor niets”, met name om te concluderen dat er toch geen diepe flebitis was. Ze hadden haar de hele tijd “verkeerd” behandeld met pijnlijke spuiten omdat ze in het begin ook dachten dat er een klonter in dat been zat. Die compressen, die kon ik wel op mijn buik schrijven. Ze voegde er nog aan toe wat voor arrogante dokter ik wel was. En alsof ze nog niet genoeg gezegd had, volgde een tirade over hoe de hele geneeskunde in dit land niet deugde. Toen geraakte ze pas goed op dreef...

zaterdag 28 november 2015

De grens van het leven

Het gebeurde midden in een drukke maandagochtendconsultatie. Het begon als een heel gewone, doordeweekse dag. Maar het was een dag die lang zou blijven spoken, en die aanleiding was tot veel nadenken over het Leven.

Ik kreeg telefoon van mijn schoonzus, volledig overstuur. Het vijfjarige zoontje van haar zus in Zuid-Amerika was opgenomen in het ziekenhuis en het bleek zeer ernstig te zijn: acute leukemie. Ze konden hem ginder niet helpen, beschikten niet over het noodzakelijke chemotherapeuticum. Of ik ervoor kon zorgen dat zij vanuit België het medicijn kon brengen? Ze had al een ticket bemachtigd voor de volgende ochtend vroeg, maar wist niet hoe aan de medische opdracht te beginnen.

Intussen zaten nietsvermoedende patiënten in de wachtzaal ongeduldig te worden en keek de patiënt voor mijn neus al een beetje sip wegens het langdurende oponthoud. Ik antwoordde mijn schoonzus dat ik het nodige zou doen, en dat ze zeker bereikbaar moest blijven. Met een knoop in mijn maag en een hoofd op barsten, werkte ik het onderzoek van de patiënt af en belde meteen naar het academisch ziekenhuis, waar ik de oncoloog-pediater (spijtig genoeg) al kende. Ik legde hem de situatie uit. Hij toonde zich zeer hulpvaardig. Hij zou de farmaceutische firma contacteren en proberen het bewuste, zeer dure, medicijn snel te bekomen. Hij zou me terugbellen van zodra er nieuws was. Ik liet snel een volgende patiënt binnen. Plots leek diens klacht mij vreselijk banaal, een gewone verkoudheid, niets ernstigs. En daarvoor werkonbekwaamheid vragen? Dat was toch niet nodig? Waar was ik mee bezig? De hele context die ochtend maakte me streng.

De professor pediatrie belde terug tijdens mijn gesprek met nog een volgende patiënt. Hij had contact opgenomen met het plaatselijke ziekenhuis in Honduras om de juiste diagnose en behoeften te kennen. De firma van het oncologisch medicijn had zich uitermate gedienstig opgesteld. Iemand zou het infuus in een gekoelde box naar Zaventem brengen om aan mijn schoonzus te overhandigen voor transport. De firma zou het medicament zelfs gratis ter beschikking stellen! Super!

Ik werkte het gesprek met mijn patiënt af en belde opgelucht mijn schoonzus om haar het geweldige nieuws te vertellen. De volgend ochtend zeer vroeg vertrok ze om er de dag nadien toe te komen. Sneller was gewoon niet mogelijk.

Het mocht echter niet baten. Andres stierf in de nacht voor de aankomst van mijn schoonzus. De ontgoocheling was immens. Verschrikkelijk. En toch, ondanks de dramatische afloop was er de hartverwarmende ervaring. Heel wat mensen hadden zich onbaatzuchtig ingezet. Het voorval had vele emoties losgeweekt, veel dankbaarheid en liefdevolle betrokkenheid. Maar een kind verliezen doet je aan alles twijfelen.

Die slapeloze nacht piekerde ik over de eeuwigheid en de dood. Zou het kunnen dat ons lichaam maar een tijdelijke verpakking is, maar dat onze geest al bestaat van voor onze geboorte en na onze dood voortleeft? Zijn wij misschien overal en altijd, maar herinneren we ons slechts de episode die we doorbrengen in onze lichaam? Naar aanleiding van dit traumatische voorval probeerde ik de dood te begrijpen en te accepteren. Tevergeefs. Al 1 uur op de klok en ik had nog geen oog dicht gedaan.
 
Toen begon ik over het begrip “tijd" na te denken. Een raar concept, de tijd. Soms duurt het eeuwen eer er iets gebeurt en soms is het alsof je geen tijd genoeg hebt. Wat is dat toch, dat tijdsgevoel? Ik zie het als één grote spiraal: de buitenste cirkel is eindeloos lang en de binnenste cirkel is ultrakort. Elke cirkel doorlopen duurt één jaar. Ben je jong, dan loop je aan de buitenkant, over de lange grote cirkel. Ben je oud, bewandel je zeker en vast de binnenste cirkel - en die is snel doorgelopen… 3 uur op de klok, genoeg gefilosofeerd. Ik probeerde toch nog wat te slapen. Ooit maakte ik een Frans opstel voor mijn zoon (mag niet hé, maar het was zo'n boeiende titel): “Quand mes projects seront des souvenirs". Stof tot nadenken.

 

zaterdag 21 november 2015

Haute Couture op de speelplaats

Niet zo lang nadat onze kinderen hun eerste stapjes zetten in de kleuterschool, sprak de directrice mij aan met de vraag of we het zagen zitten als arts op te treden bij kleine schoolongevallen. Wij waren immers met twee artsen, waardoor er altijd iemand bereikbaar zou zijn. Al snel kwamen we te weten wat die opdracht echt inhield! 

In een schooltje wordt er namelijk nogal wat gevallen en gebotst - zelfs al eens gevochten, met de nodige blutsen en builen maar evengoed wondes tot gevolg. En wondes moeten al eens genaaid worden! We werden op de meest onverwachte en onmogelijke momenten opgetrommeld. En natuurlijk hadden we altijd prijs op topdagen zoals wanneer het schoolfeest was, op de laatste schooldag, tijdens het Sinterklaasfeest. Normaal gezien heb je ongeveer tot zeven uren nadat de wonde werd opgelopen, de tijd om een hechting goed te kunnen uitvoeren (duurt het langer, drogen de wondranden). Maar een schreiend kind en een juf in alle staten kan je niet laten wachten.

In het begin stond de directrice zelf toe te kijken op onze activiteiten, nadien werd die taak toevertrouwd aan een leerkracht en nog later aan een verpleegster. De ziekenboeg was een succes! Er lag geregeld wel eens een kindje op een ligbedje met een snotneus of buikpijn. En af en toe was er dus het slachtoffertje met een snede die genaaid moest worden, meestal op de kin of boven de wenkbrauw - de klassieke plaatsen voor snijwondjes die veel bloeden. We probeerden zo steriel mogelijk te werken en wonder boven wonder: we kregen nooit te maken met infecties, ondanks de niet evidente omstandigheden. Het was verbazend hoe rustig die kleine patiëntjes hun wondje lieten sutureren: geen operatiezaal, geen dreigend instrumentenarsenaal, geen witte schort dat hielp! Met de juf of de verpleegster in de buurt, in hun bekend milieu. In het beste geval was de mama nog niet ter plaatse, want dan was zoontje-of dochterlief meestal niet te kalmeren en leek het kleine incident plots een groot drama 

Op een dag was een moeder met haar zoontje zelf tot bij ons gekomen. Het ventje had een snee onder zijn kin. Ik liet hen binnen in het cabinet en legde het patiëntje op de onderzoekstafel. Zijn mama stond ernaast en hield zijn hand vast. Nog tijdens het ontsmetten van het wondje liep het al mis. Ik zag dat de mama het benauwd kreeg. Tijdens het verdoven lag het jongetje braaf op tafel maar de moeder kleurde helemaal wit. Ze begon te zweten. Daar stond ik dan, alleen, met mijn steriele handschoenen aan,... Ik spoorde de mama aan om op de grond te gaan liggen en wrong met mijn ellebogen de deur naar de gang open om frisse lucht binnen te laten. Daar heeft ze uiteindelijk de hele tijd gelegen om bij te komen! Haar zoontje liet zich intussen heel flink verzorgen en gaf de hele tijd geen kik. Achteraf vertrokken ze samen, allebei rechtop :-) 

zaterdag 14 november 2015

Waar rook is, is vuur!?


We zaten met onze kinderen te eten, net voor de avondconsultatie. Mijn dochters vonden de conversatie maar niets. De diarree en de maaglast van Meneer X die niet opgelost geraakte, interesseerde hen werkelijk niets, en of madam Z al dan niet naar het ziekenhuis moest, kon hen ook weinig schelen. ‘Moet dit nu echt aan tafel besproken worden? Het gaat hier altijd over ziekten!’ Maar al snel was er extra divertissement. Brandweerwagens, ziekenwagens, politieagenten die met luide sirenes door onze straat reden, slachtoffers die bij ons verzorgd werden …

De naburige tuinen waren vanuit het keukenraam goed te zien en op het dak van één van de huizen waren werkmannen bezig. Ik moest de kinderen regelmatig aanmanen voort te eten, want veel tijd hadden we niet. Maar hun bord kreeg weinig aandacht. Ze zaten met zijn drieën voortdurend naar buiten te kijken. ‘Mama, kijk eens! Waarom maken ze daar een vuurtje?’, klonk het even later. Terstond gingen mijn man en ik ook aan het raam gluren. Het was onthutsend: op een wip had één vlammetje de hele dakgoot in lichterlaaie gezet. De werkmannen waren over en weer aan het lopen en riepen hoe langer hoe harder tegen mekaar, woorden die we binnenskamers wel niet konden verstaan maar die duidelijk op agitatie en onrust wezen. Nog geen drie minuten later stond een meter hoger het dak volledig in brand en waren de mannen langs het dakraam naar binnen gevlucht.

Vrijwel onmiddellijk nadat we het vuur hadden opgemerkt, had ik de hulpdiensten ingeseind. Mijn kinderen zaten achterstevoren geknield op hun stoelen voor het venster te staren naar het indrukwekkend snel uitbreidende vuur. Mijn man snelde naar buiten, naar de betrokken woning, en ik verwittigde de patiënten in de wachtzaal dat er in de buurt een accident was en dat ze vooral rustig moesten blijven zitten, ondanks de aanzwellende sirenes.

Even later stonden twee werkmannen in onze gang. Ze hadden gelukkig vrij snel het onoverkomelijke ingezien en waren zo snel mogelijk naar buiten gelopen. Waardoor hun kwetsuren beperkt bleven tot lichte brandwonden, grotendeels eerstegraads, slecht een klein beetje tweedegraads. Maar. Ze wisten te vertellen dat de eigenares van het huis haar woning weigerde te verlaten, ondanks aandringen van mijn man. Haar fortuin zat op de zolder verstopt …

In die tijd was het niet zo uitzonderlijk dat mensen een hoop cash geld bij zich in huis hielden. (Wat was er toen toch al mis met de banken J?) Mijn echtgenoot was er uiteindelijk toch in geslaagd om de bewoonster van het brandende huis naar buiten te begeleiden en ook asiel te verschaffen bij ons thuis. Fysiek was ze niet gekwetst, gelukkig maar. Maar ze was wel volkomen ontredderd, bleef alsmaar huilen en jammeren over het geld dat op haar zolder zeker zou verbranden of gepikt worden. Dat haar zoon, die net op bezoek was, nog in het huis was, scheen haar minder te bekommeren. We boden haar een koffie, veel troostende en bemoedigende woorden én het gezelschap van onze drie telgen, die het hele gedoe uiteraard superspannend vonden.

Brandweerwagens, ziekenwagens, politieagenten die met luide sirenes door onze straat reden, de slachtoffers die bij ons verzorgd werden … ‘Ik heb dat eerst gezien hé mama?’ ‘Nee, ikke!’ Enfin, morgen zou er weer een gekruid verhaal de ronde doen op school.

Voor ons had het hele incident in het begin een wat vieze nasmaak. Het spaargeld van de getroffen bewoonster was enkele dagen spoorloos. En toen net in de week die volgde onze nieuwe wagen geleverd werd, werden er stiekem bedenkelijke insinuaties gedaan. Alsof het geld wellicht toch in andere handen was terecht gekomen… Gelukkig werd enkele dagen later duidelijk dat haar eigen zoon het geld uit de bergplaats was gaan halen en mee naar zijn huis in bewaring had genomen. Oef!

 

zondag 8 november 2015

Binnen zonder bellen


Vakantie! Voor ons gezin was het altijd iets om naar uit te kijken: dat bordje aan de deur, “binnen zonder bellen”, even mogen vervangen door “wij zijn op verlof”! Die bewuste zomer lieten we ons huis en onze deur achter in de betrouwbare handen van mijn mama. 


Eindelijk… De langverwachte zomervakantie was aangebroken. We hadden gepland om twee weken te gaan kamperen. Twee weken, langer durfden we ons niet te permitteren. Voor onze chronische patiënten was dit een overbrugbare periode en voor onze oudjes - die meestal met een zekere angst achterbleven - nog geen te lange afwezigheid. Ook voor onszelf was dit de optimale vakantieduur, want niet alleen vooraf maar ook na afloop moesten we de sluiting van onze praktijk telkens bekopen met extra werkvolume.

Vooraleer we konden inpakken en wegwezen, moesten bijvoorbeeld alle chronisch zieken nog eens bezocht worden. En bij thuiskomst was er meestal zoveel gebeurd dat we de eerste werkdagen veel overuren moesten kloppen. Een gigantische massa post lag ons dan op te wachten: facturen (de leukste verrassingen!), tijdschriften, kranten en brieven - brieven en nog eens brieven. Ooit mat ik de hoogte van de stapel, gewoon voor de lol… ik kwam uit op meer dan een meter! We hadden een simpele keuze: ofwel alles in de post laten toekomen tijdens onze afwezigheid ofwel een gewillig slachtoffer vinden om regelmatig de (anders metershoge) postberg van achter onze voordeur weg te halen, zodat we deze tenminste nog openkregen bij thuiskomst!

Die bewuste zomer stelde mijn mama zich gewillig kandidaat. Dit was niet alleen nuttig voor het probleem “post” maar zo hadden we meteen ook een beetje controle over ons geliefde hebben en houden, en werden de planten van een uitdrogingsdood behoed. Zo gebeurde het dat mijn mama in de woonkamer de planten aan het gieten was, toen ze plots stemmen hoorde. Ze verbaasde zich erover dat ze de buren zo duidelijk kon horen babbelen en besloot dat de geluidsisolatie toch te wensen overliet. 

Ze wou net de deur uitgaan toen ze besefte dat het geluid niet van buitenshuis kwam maar van binnen... namelijk vanuit de wachtzaal! Ze duwde de deur open en inderdaad: daar zaten twee patiënten op hun gemak een babbeltje te slaan. Wachtend op het begin van de consultatie. Waarschijnlijk was de voordeur niet helemaal goed dichtgevallen en hadden die mensen zich niets vermoedend in de wachtkamer geïnstalleerd. Het is altijd binnen zonder bellen bij madam doktoor :-).

zondag 1 november 2015

Stil water, diepe wonde

Het was de tweede keer dat ze naar de consultatie kwam: een eigenaardig meisje, misschien 25 lentes jong, zeer stil en teruggetrokken. Tijdens de eerste raadpleging had ik uiteraard een aantal administratieve vragen gesteld om haar dossier te kunnen opmaken. Ze had toen een kleine klacht geuit maar verder was er erg weinig gezegd. Stille waters, diepe gronden?

Nu stond ze terug in mijn bureau. Ik nodigde haar uit plaats te nemen. Nadat ze een tijdje zwijgend bleef zitten, vroeg ik haar naar de reden van haar komst. Het bleef nog een tijdje stil, tot ze tot mijn verbazing zei dat ze ‘zomaar eens langs kwam omdat ze niets anders te doen had’… In de minuten daarop probeerde ik te achterhalen of ze toch geen specifiek probleem had maar ze hield vol dat dat niet het geval was.

Vreemd genoeg daagde ze een week later opnieuw op. Hetzelfde scenario speelde zich af: het meisje nam plaats, keek me minutenlang in stilte aan, en vertelde niets. De situatie voelde zeer bizar aan. Ik was de enige die het woord voerde, ze beantwoordde amper mijn vragen. Anderzijds maakte ze geen aanstalten om weg te gaan of het gesprek - of beter: mijn monoloog - af te sluiten. Ik begreep er niets van.

Maanden gingen voorbij en het meisje daagde geregeld op tijdens mijn raadpleging. Na een flink aantal ontmoetingen moest ik vaststellen dat ik nog maar een paar luttele dingen te weten was gekomen: mijn patiënte was werkloos, lag in ruzie met haar moeder, had een vriendje en wenste graag kinderen. Deze informatie was druppelsgewijs uit haar mond gekomen tijdens onze ‘gesprekken’, en ik had nog steeds geen enkel idee waartoe deze dienden.

Op een dag, tijdens een drukke consultatie, kreeg ik een alarmerende telefoon. Op zeer rustige toon zei het meisje: ‘Je moet onmiddellijk komen want ik ga zelfmoord plegen.’ De onvoorstelbare kalmte waarmee ze deze boodschap formuleerde, was zo in contrast met de inhoud, dat het absurd leek. Ze eindige het gesprek met: ‘Ik zal de voordeur openlaten.’ Hals over kop regelde ik met onze oppas om het thuisfront te bewaken zodat ik meteen in de wagen kon springen en er naartoe  rijden. Ik wist niet wat ervan te denken. Het was duidelijk dat dit meisje iets verborg.

Bij aankomst trof ik haar aan op grond in de keuken, zogezegd bewusteloos. Gelukkig waren er voldoende duidelijke, klinische indicaties om coma, syncope of epilepsie uit te sluiten. Dit was een zuivere hysterie-aanval. Na deze constatatie sprak ik haar luidop toe en zei dat ik de hulpdiensten zou verwittigen om haar te laten opnemen. Daarop ging ze plots rechtop zitten en riep: ‘Neen, ik wil niet naar het ziekenhuis!’ Het kostte me tijd om haar toch te overhalen zich te laten onderzoeken. Het was belangrijk uit te sluiten dat ze eventuele medicijnen had ingenomen - en het was echt geen optie haar alleen te laten. Ze moest fysiek nagekeken worden - vooral op toxicologisch vlak - maar bovenal wilde ik dat ze bij opname in behandeling zou komen bij een psychiatrisch team. Dit had ze zonder twijfel broodnodig. Het was duidelijk dat dit gedrag was veroorzaakt door een erg diepe wonde.

Achteraf bleek dat het meisje inderdaad een zeer zwaar verleden had doorgemaakt, met alles wat je een kind absoluut zou willen besparen. Dit is het trieste verhaal van een meisje beschadigd door incest. In onze praktijk hebben we spijtig genoeg nog een aantal dergelijke verhalen meegemaakt. Het klinische beeld was dikwijls vergelijkbaar.

vrijdag 30 oktober 2015

Hondsdol

Mevrouw B woonde op een groot pachthof buiten het centrum en het was logisch dat ze een hond hield. Jammer genoeg voor mij was dat een reusachtige Duitse scheper...


Ik ben altijd al bang geweest voor honden en had met Mevrouw B de afspraak om op vaste dagen langs te komen, wanneer ze dan het enorme dier in de garage liet. Dat was broodnodig, aangezien mijn concentratie op het werk zeer werd getart wanneer er een grote hond langs mijn benen scheerde of ergens in de kamer rondliep. Dat je als huisarts liefhebber moest zijn van grote viervoeters, had men mij nooit gezegd :-).

Op een zekere zaterdagochtend liep het 'mis'. Mevrouw B lag ziek te bed en Meneer B had me laten roepen. Ik parkeerde mijn wagen nietsvermoedend op het erf, ervan uitgaand dat de boodschap over de 'hondenfobie' wel zou zijn overgebracht. Niets was minder waar. Toen ik mijn tas van de passagierszetel nam en mijn portier opende, beleefde ik de schrik van mijn leven. Het enorme dier sprong over mijn schoot op de zetel naast mij, nam daar een scherpe bocht en draafde terug over mijn benen naar buiten. Daarbij een spoor van modder achterlatend op mijn kleren, papieren en autozetel. Dit alles gebeurde in een fractie van een seconde dus ik had even tijd nodig om te bekomen en me te realiseren wat er juist gebeurd was. Ik riep mezelf tot de orde en vluchtte snel de huiskamer binnen terwijl de hond opgewonden verder de tuin inliep. Happy was ik niet en blijkbaar werd mijn geschokte reactie op het incident niet al te goed verteerd... Een paar maanden later gebeurde er namelijk iets gelijkaardigs.

De aandacht van mijn patiënte voor onze afspraak was duidelijk verzwakt. Die dag was er gepland dat ik bij haar op visite zou komen, maar op het eerste zicht leek ze me vergeten te zijn; er was niemand op het erf wanneer ik het er met de wagen opreed. Ik liep toch maar even het huis rond en belde aan de voordeur om zeker te zijn dat er niemand thuis was. Nog voor ik het goed en wel besefte, werd ik wild besprongen door de metershoge hond des huizes, waarbij zijn voorpoten helemaal tot op mijn schouders reikten en ik bijna achterover viel. Ik reageerde verschrikt maar kreeg prompt als repliek een preek over 'dierenvriendschap die hetzelfde is als liefde voor je kinderen' en dat ik waarschijnlijk geen van beiden bezat. Zo ging het nog wel even door. Ik vertrok verbouwereerd met de boodschap dat ze me maar moest contacteren indien ze nog van mijn diensten gebruik wilde maken. Dat was het laatste wat ik ooit van Mevrouw B zag of hoorde... en van haar trouwe beer van een hond.

zondag 25 oktober 2015

Achter een (mooie) façade schuilt ...

We hadden lange tijd maar één kabinet voor twee dokters. Terwijl de ene het gebruikte voor consultaties, reed de andere rond voor huisbezoeken, want veel mensen verwachtten van een huisarts dat hij ook effectief aan huis kwam. Ik vond dit wel leuk, want je leerde zo je patiënten zeer goed kennen: hoe ze woonden (of ze welstellend waren, slordig of netjes …) en of de familiale relaties wel zo slecht of goed waren als werd beweerd …


Ik zag dikke villa's die binnenin bemeubeld waren met wat tuinstoelen en oude, armtierige kasten. De eigenares, die op consultatie kwam als ze enigszins kon, was nochtans altijd in dure kleren ‘opgekleed’.

Ik kwam op plaatsen waar ik me met moeite een baan kon vrijmaken door de verwilderde tuin met overgroeide struiken en klimop die tot in de woning doorgroeide langs vensterspleten. Eentje doopte ik ‘het huis van Doornroosje’, zo erg was het. Dat huis wat trouwens extra speciaal … De voordeur kon maar half open want in de gang die volgde, stonden aan weerskanten stapels boeken, kranten, encyclopedieën, leesboeken, allerlei reclamefolders … alles door elkaar opeengestapeld in een wankel evenwicht, bedekt met een dikke laag stof. De bewoners waren geletterde mensen.

Ik bezocht boerderijen waar nog geen versteende bevloering lag en geen sprake was van centrale verwarming. De WC was buiten en bestond uit een plank met een gat in … Je weet wel, zoals in Bokrijk. Op sommige plaatsen vond ik geen stoel om op te zitten door de vreselijke rommel, geen plekje op de tafel om mijn gerief op te leggen. 

Er was ook ‘het kattenhotel’, het huis van een 80-jarige lieve dame met een 9-tal katten. Ik bezocht haar altijd als laatste op mijn ronde. Na dit bezoek moest ik mijn kleren stofzuigen en vaak ook gewoon veranderen. De haren, de doordringende geur … met die kledij kon ik mijn dag niet verderzetten.

Was ik niet op (t)huisbezoek geweest, had ik vaak nooit van de bewoners kunnen vermoeden of weten wat ik nu wist. Het was verborgen maar belangrijke informatie waardoor ik vaak hun klachten en problemen, of die van hun familie, beter kon inschatten en begrijpen.

vrijdag 23 oktober 2015

Als madam doktoor tegelijkertijd haar hongerige kinderen en verontruste patiënten wil tevreden stellen

 

Een doordeweekse vooravond, in de jaren ’80. Met mijn kroost in het kielzog stapte ik ons huis binnen. In de gang liep een oudere man in zijn pyjamabroek te ijsberen en in zichzelf te praten. De deur van de wachtzaal stond op een kier. Er klonk geroezemoes…


Wat voorafging …
Juist voordat de kinderen naar de naschoolse opvang moesten in de turnzaal, kwam ik aangestormd op de speelplaats. Net op tijd! Een onverwacht, dringend huisbezoek had mijn planning volledig in de war gestuurd. 
         Snel snel verzamelde ik mijn kroost (niet erg pedagogisch verantwoord), gooide de boekentassen in de koffer en zette aan naar huis. Mijn drie kinderen op de achterbank tetterden er op los, terwijl ik, pseudokalm, probeerde thuis te geraken zonder accidenten te rijden of boetes op te lopen. Ik verstond geen woord van wat ze me probeerden te vertellen over hun dag op school. Eigenlijk waren ze nog aan het ruzie maken over wie het eerst mocht vertellen. Mijn hoofd barstte! In de toekomst, vertelde ik hen, spreken we een beurtrol af over wie het eerst mag vertellen. (Mijn kinderen waren alle drie babbelaars, wat de rust niet ten goede kwam, maar wel voor een superleuke sfeer zorgde.)
        Thuisgekomen zag ik dat mijn echtgenoot het plakkaatje “binnen zonder bellen” al had uitgehangen. Er was al wat geroezemoes in de wachtzaal. Ik zou gauw begrijpen waarom …

Met mijn kroost in het kielzog stapte ik ons huis binnen. In de gang liep een oudere man in zijn pyjamabroek te ijsberen en in zichzelf te praten. Het zicht was niet bijzonder aantrekkelijk, vooral niet de inkijk in zijn loshangende broek. Ik loodste onze dochters snel langs hem heen en maande ze aan al naar de keuken te gaan. 
‘Wat is er aan de hand?’
‘Het is heel dringend’, zei de man. ‘Ik heb mijn pillen nodig en ik kan niet wachten.’
Ondertussen stak er al en misnoegd hoofd uit de deur van wachtzaal. ‘Die meneer is na ons binnengekomen!’, was de boodschap.
         Nu begreep ik het. De angst bestond dat de man voor hen ging bediend worden, terwijl ze al een hele tijd aan het wachten waren. Vandaar het verontwaardigde geroezemoes.
         Mijn hongerige kinderen waren door het sleutelgat van de achterkeuken het spektakel aan het volgen want toen ik de deur opendraaide, kreeg mijn jongste bijna een blauw oog.

Misnoegde patiënten in de wachtzaal, een verwarde patiënt in de gang, een uitgehongerde kroost in de keuken… Even nadenken!
         Het avondmenu dat ik voorzien had, klaarmaken, zou te veel tijd in beslag nemen. Dan maar snel rijst koken en champignons in de pan gooien. Het vlees was maar te bakken, de diepvriessoep maar op te lossen. En als afsluiter snel een ijsje scheppen. Zo geraakten de buikjes tevreden vol zonder dat ik het frustrerende gevoel kreeg hen ongezonde fastfood opgediend te hebben.
         De verwarde man, die ik al jaren kende, had ik intussen al in mijn kabinet binnengelaten, zodat de binnenkomende mensen niet met het bizarre type geconfronteerd moesten worden. In de wachtzaal werd ondertussen wel gepalaverd en gespeculeerd over het hoe en waarom de patiënt uit de gang verdwenen was. Ik haastte me om plus minus op tijd de raadpleging te beginnen. De zieke, dementerende man was heel snel geholpen. Zo ontgoochelde ik de ongeduldige wachtenden niet teveel want ‘er was niemand voorgekropen’.

dinsdag 20 oktober 2015

Een onfortuinlijke visser

Een zaterdagochtend in 1982. Twee mannen, een twintiger en een veertiger, stonden aan de voordeur. De doodsbleke jongeman hield een bebloede handdoek voor zijn linkeroog. De oudere man vertelde me bezorgd dat hij zijn jongere vriend had meegenomen naar een visvijver om hem te leren vissen. Maar zijn vriend had een nog nooit eerder geziene, ongelukkige worp gedaan met zijn hengel …

Ik heb zelf geen verstand van vissen. Maar volgens wat ik begreep, was het haakje waarmee de vis moet gevat worden, dat ding dat onderaan het werptouw bengelt, in een verkeerde draaibeweging recht in zijn oog beland. Ik wist niet wat ik juist te zien zou krijgen toen ik de handdoek wegnam. En de onfortuinlijke jongeman knipperde zodanig met zijn ogen dat ik ook niet meteen kon detecteren waar het weerhaakje zich had vast genesteld.

Hij had ontzettend veel geluk. Het ding zat vast in zijn bovenste ooglid. De oogbol zelf was onbeschadigd. Na wat prutswerk kon ik het haakje (een soort mini-ankertje) vrijmaken zonder zelfs al te veel huidschade. Makkelijk was het wel niet want, ongewild, door de irritatie, bleef de man knipperen met zijn ogen, en stroomden zijn tranen overvloedig.

Het had een pak erger gekund, maar gelukkig kreeg dit ongeval een happy ending.

zaterdag 17 oktober 2015

Opgeleefd op een veel te jonge leeftijd

De jaren ’70/80. Een ‘notoire’ patiënte kwam bij mij aankloppen. Ik was aanvankelijk niet echt gelukkig met deze nieuwe aanwinst. Ze had een stevige reputatie opgebouwd bij verschillende andere collega-dokters die ze al geraadpleegd had in het verleden (bijna iedereen had wel al eens met haar te maken gehad).

Ze zou alle adviezen aan haar laars lappen, betaalde nooit maar dronk stevig door als ze haar maandelijkse uitkering had gekregen. Ze rookte als een Turk ondanks haar zware asmatiforme bronchitis. En ze had al meerdere malen een fractuur opgelopen door te vallen tijdens een dronken bui. De boodschap was dus: duidelijke afspraken maken! Ik zou haar maandelijks bezoeken om een zekere controle te behouden. Ik zou haar terugbetalingstarief aanrekenen en ze zou me pas de centen geven nadat ze het bedrag had teruggetrokken van het ziekenfonds. Ze hield zich hieraan. En het 'werkte' tussen ons.  

Ze was op dat moment al zwaar ziek. Zeer dikwijls ben ik op crisismomenten opgeroepen: acute ademnood, pijn in de borst, valpartijen … Ze is herhaaldelijk aan de dood ontsnapt. Maar ze was heel dapper. En stilaan wijdde ze me in in haar levensverhaal. Een ongelukkige geschiedenis van een te goedgelovig mens, herhaaldelijk bedrogen en ontgoocheld in het leven. Aan de drank geraakt en troost gezocht in de sigaretten. Haar lichaam was volledig opgeleefd op een veel te jonge leeftijd.

Maar deze marginale figuur, want dat was ze, had een groot hart. Bij de geboorte van mijn kinderen gaf ze me telkens een geschenkje, gekocht met de weinige centen die ze bezat. Het waren, eerlijk gezegd, afschuwelijke kleertjes, in rare kleuren en verouderd modellen. Waar ze het vandaan haalde, weet ik niet, maar de geste op zich ontroerde me enorm.

Ze is in duistere omstandigheden gestorven tijdens een koud winterweekend. En werd door de politie dood teruggevonden in het park van de wijk waar ze woonde. Had ze een astma-aanval gehad en was ze daar in eenzaamheid aan bezweken? Was ze dronken gevallen en van de koude omgekomen? We zullen het nooit weten. Maar haar dood heeft me geraakt. Ze is gestorven zoals ze geleefd heeft: alleen en vergeten.

maandag 12 oktober 2015

Een noodkreet, vermomd als buikpijn

Eind jaren '70. Zondagavond, tijdens een wachtdienst. Ik kreeg een jonge vrouw op consultatie. Ze zat wat te draaien op haar stoel, en zelfs na een hele resem vragen, was mij nog altijd niet helemaal duidelijk wat er precies aan de hand was. Ze had lage buikpijn. Bij nader inzien … zeer lage pijn, namelijk ter hoogte van haar vagina.

 
Neen, ze had geen betrekkingen gehad.
Neen, ze had geen uitstel van regels.
Neen, ze had geen tampon ingestoken en vergeten (wat wel regelmatiger voorkwam, maar dan waren de klachten wel een beetje anders: onwelriekende en onverklaarbare afscheiding, zelfs na veelvuldig douchen).
 
Ik vroeg haar om op de onderzoekstafel plaats te nemen voor een gynaecologisch onderzoek. Ze gedroeg zich zeer preuts en gegeneerd en liet mij amper een toucher doen.

En toen kwam het eruit. Ze had deze keer een schroevendraaier gebruikt om klaar te komen en vermoedde dat ze wat te ver was gegaan vanbinnen…

Ik kon haar na een lang gesprek overhalen tot een grondig, fysiek onderzoek, om te kijken of er geen ernstige schade was aan de vaginawand of, erger nog, een perforatie. Gelukkig viel het mee: een abnormale, geïrriteerde vaginawand met wat kleine wondjes die oppervlakkig bloedden, maar verder geen letsels.

De fysieke schade was gelukkig vrij goed te behandelen. Ontsmetten en verzachten was de boodschap. Een vrij eenvoudig gynaecologisch probleem. Maar duidelijk een ernstige, psychologische noodkreet.

 

vrijdag 9 oktober 2015

Boeiend & hartverwarmend : het bejaardentehuis

1985. Op een voormiddagronde sprak de verpleegster van één van de omliggende bejaardentehuizen mij aan. De arts die de meerderheid van de inwoners van de home opvolgde, stopte met haar praktijk. En ‘of ik het zag zitten om haar taak over te nemen?’ Ik voelde me vereerd en zeer enthousiast. Ik hield immers van geriatrie.

Oudere patiënten hebben heel vaak een multi-pathologie – meer dan één gezondheidsprobleem. Hun hartspecialist schrijft hen bijvoorbeeld een medicijn voor, de reumatoloog een ander, maar vaak weten ze het niet van mekaar. Als huisarts houd je het volledige plaatje in de gaten.
Daarbij komt dat de nierfunctie van ouderen meestal niet meer zo goed is en extra voorzichtigheid geboden is bij toedienen van om het even welke medicatie. Heel dikwijls wordt de patiënt beter door pillen af te schaffen. Alleszins moet je je op zijn minst regelmatig de vraag te stellen of al die pillen wel noodzakelijk zijn. Superinteressant en boeiend.
En het mooist van al … je krijgt enorm veel dankbaarheid van deze patiënten.

Het project gaf een boost aan mijn praktijk. Ik genoot ervan en beleefde veel prettige momenten. Met de mensen en met de verpleging.

·         ‘Meneer doktoor, ik ben zo moe. Nu moet je me echt eens een briefje schrijven’ Dixit een 80-jarige dame die vanuit haar zetel in de home een briefje vroeg voor werkonbekwaamheid.

·         Of ‘Dokter, je moet zo snel mogelijk komen want ik heb veel buikpijn en ik denk dat ik zwanger ben.’ 82 jaar was ze! Ik moest mijn best doen om haar te overtuigen dat dit echt niet kon en dat het waarschijnlijk een darmontsteking was.

·         En één van mijn oudste vrouwtjes heeft mij echt verrast. Ik vond al dat ze nog zo een stevige boezem had op haar gezegende leeftijd (87!) Maar wat merkte ik bij het uitkleden … ze had haar borsten dubbel gevouwen in haar BH! Nooit eerder en nooit later ben ik dat nog tegengekomen. En zij vond het geweldig dat ze mij, en vele anderen, had kunnen foppen.

Als zorgverstrekker kon je dan natuurlijk niet anders dan even lachen. Je zag er de mensen niet minder graag om. Integendeel, het was hartverwarmend!


Maar als iemand zich vreemd begon te gedragen terwijl hij of zij normaal vrij goed functioneerde, ging bij mij wel een alarmbelletje rinkelen. Een onderliggende infectie misschien? Of toch het begin van dementie? Het was altijd opletten geblazen.

dinsdag 6 oktober 2015

Als de reanimatieploeg de patiënt niet verstaat, letterlijk ...

1984. Ik werd opgeroepen voor een dringend consult. Een patiënt met pijn in de borst. Ik snelde zo snel mogelijk naar het opgegeven adres, en trof een lijkbleke man aan. Hij was erg zweterig, had braakneigingen, erge pijn in de maagstreek, en voelde zich duizelig als hij rechtop probeerde te zitten. Bovendien had hij een zeer zwakke bloeddruk. En, ondanks zijn regelmatige pols en rustige ademhaling, wees alles op een hartinfarct. Er was weinig twijfel mogelijk: deze man moest naar het ziekenhuis, en wel zo snel mogelijk!


Ik belde de ziekenwagen en diende wat ondersteunende medicatie toe, om het wachten te verlichten. De hulpdiensten arriveerden en begonnen de man te ondervragen in het Frans. Mijn patiënt was een oud mannetje dat al jaren in Vlaams gebeid woonde en geen woord Frans verstond, laat staan praatte. Hij was bovendien zo ziek dat hij amper de kracht vond om zijn verhaal in zijn eigen taal te doen.

Maar niemand van de hulpverleners kon een woord Nederlands …


Ik stond erbij, en werd volledig genegeerd. Ik geloof dat ze nauwelijks beseften dat ik de dokter was, een jonge vrouw, zonder witte schort.

En dan voel je plots die adrenaline stromen. Om op te komen voor je patiënt. Je stoute schoenen aan te trekken, orders uit te delen, en uiteindelijk de hele hulpploeg op hun nummer te zetten.

Ze waren dan wel de intensivisten, gespecialiseerd in reanimatie. Als je de patiënt niet verstaat – letterlijk – en geen oor hebt voor de huisarts die zijn patiënt door en door kent, en hen regelmatig zelfs de diagnose kan meegeven … Reken dan maar op  een boze madam doktoor!

vrijdag 2 oktober 2015

Mama Doktoor


1979. Het jaar waarin onze fantastische dochter met een schitterende krullenkop geboren werd. De vooravond van haar geboorte zal ik nooit vergeten…


Het was de dag waarop onze poetsvrouw kwam. Zoals gewoonlijk stond ze om 15u.30 klaar om te vertrekken. Mijn tweede kindje was uitgerekend rond deze tijd en ze vroeg me nog of alles ok was. ‘Alles prima’, antwoorde ik, maar ik had wel de indruk dat er iets stond te gebeuren. Om 16uur zette ik toch dapper de wachtzaal open om patiënten voor mijn avondraadpleging binnen te laten. 16u. Exact een uur voor het begin van de avondconsultatie openden we de steeds voordeur. Dit was zo ingeburgerd bij onze patiënten: wie graag eerst aan de beurt kwam, had het ervoor over om een uurtje op voorhand te komen wachten. Al snel zaten er 3 mensen. Maar plots werd het menens in mijn buik … Ik ging duidelijk de consultatie niet meer halen.

Ik belde mijn echtgenoot op, die met huisbezoeken bezig was. We hadden indertijd de gewoonte de lijst van huisbezoeken met de respectievelijke telefoonnummers bij de thuisblijver achter te laten, voor het geval een urgente visite aangevraagd zou worden. Zo konden we mekaar toch bereiken. Er was toen nog geen sprake van GSM of BIB-systeem. Deze keer was ik zelf de urgentie!

Mijn man kwam zo snel mogelijk naar huis. Twee van de wachtende patiënten begrepen onmiddellijk dat ze best de volgende dag terugkeerden. Maar één man wou perse nog die avond door mij gezien worden. Het kostte mijn man serieus wat moeite om hem van dat idee af te brengen en door hem te laten onderzoeken. (Voor alle duidelijkheid: het was helemaal geen dringend consult.)


Na deze consultatie, kon hij ons oudste kindje naar een vriendin voeren en rond 18uur vertrokken we richting ziekenhuis. Twee uur later was ze er al, onze dochter!

maandag 28 september 2015

Kwetsbaar

 

1979. Zaterdagavond, wachtdienst. Ik werd opgeroepen in een naburig dorp. Het was al donker en in het verlaten straatje was het moeilijk de huisnummers te lezen. Waren er eigenlijk wel nummers? Dit moest het huis zijn. Een jonge, obese man dook vrijwel  uit het niets achter me op. Hij klopte op het buitenraam van de voorgevel en een wat oudere man deed de voordeur open. Ik stapte binnen en was meteen in een woonkamer, die duidelijk ook als slaapkamer dienst deed. De obese man sloot de deur achter me en installeerde zich in de hoek van de kamer. In die hoek zag ik het. Een geweer, rechtop, met de loop naar boven.

De angst sloeg me om het hart. In wat een nest was ik nu terechtgekomen, en helemaal alleen? De medische problematiek van dit bizarre duo verdween even naar de achtergrond. Ik kon alleen maar denken: ‘Hoe kom ik hier zo snel mogelijk weg?’

Pseudokoelbloedig onderzocht ik de patiënt (een duidelijk geval van spastische bronchitis), schreef medicatie voor, ontving, wonder boven wonder, geld voor de visite en kon gewoon, heel gewoon, buitengaan.

Buiten gekomen stond ik nog even op mijn benen te trillen. Zelden ben ik bang geweest voor agressie, maar deze visite zou ik toch nooit vergeten. Als vrouw ben je toch nog kwetsbaarder dan de mannelijke collega’s. Zeker als je tijdens een weekendshift helemaal alleen bij volkomen vreemde mensen thuis komt.

Van toen af aan vroegen mijn man en ik steeds het juiste adres én het telefoonnummer aan de patiënt. Zo konden we mekaar altijd opsporen  als een bezoek verdacht lang duurde…

woensdag 23 september 2015

Dorpsarts behandelt slachtoffer van Tsjernobyl (of zoiets).


1986. Een zondagochtend, zonder wachtdienst, 8u. Dring, driiing, driiiiiiiiiiing.

We lagen nog even te soezen in bed, de luxe van een vrije zondagochtend. Onze kinderen waren al eerder onze kamerdeur gepasseerd, pseudo stilletjes, maar nu waren we wel echt helemaal wakker. Dit was niet het ‘gewone’ bellen aan de voordeur, dit moest iets speciaals zijn.

We vlogen in onze kamerjas naar beneden. Daar stonden onze drie peuters met hun neus tegen de ramen gedrukt naar buiten te staren. Opgewonden kwam de jongste mij vertellen dat er een bus voor de deur stond en dat de meneer vooraan er heel raar uitziet. ‘Met zijn hoofd achterover en zijn tong uit zijn mond’. En ‘zijn ogen kijken naar het plafond’, aldus de plastische beschrijving.

Dit klonk niet goed. We haastten ons naar buiten, met onze kroost in het kielzog. Het was al van bij het eerste aanblik duidelijk: deze busreis eindigde hier. Een passagier was onwel geworden en was op de zetel naast de chauffeur geinstalleerd. Hij was echter kort daarna bezweken, vermoedelijk aan een vasculair incident (een beroerte, hartinfact …).

De bus vervoerde een lokale vereniging op een dagtrip. Één van de reizigers had het idee geopperd om bij de dokter van het dorp halt te houden. Waar ze de zieke (de overledene ondertussen) zouden kunnen achterlaten voor de nodige formaliteiten en dan hun reis verderzetten. Voor de getroffen man kwam alle hulp effectief te laat, maar een lijk in onze gang laten droppen … dat leek ons nu ook niet meteen de oplossing.
 
Tijdens de discussie met de chauffeur en de reisverantwoordelijke over het al dan niet achterlaten van het lijk, riep plots iemand ‘nog een dode, nog een dode!’ Paniek! Maar gelukkig was onze interventie hier wel nuttig. Bleek dat een gevoelige passagier tijdens het uitstappen van de bus en de noodgedwongen passage voorbij de doorgezakte, overleden medereiziger, flauw was gevallen. Hij werd ‘doodsbleek’ in ons huis binnengebracht maar was snel gereanimeerd met een tas warme koffie.
 

Voor onze kinderen was het een spannende gebeurtenis. Voor de dorpsbewoners een niet alledaags zicht op het kerkplein: een toeristenautobus, een politiewagen, een ziekenwagen en een begrafenisondernemer, allemaal voor het huis van de dokter!


De tamtam kon zijn werk doen. En zo hoorde ik even later ‘dat er een slachtoffer van de ramp van Tsjernobyl was gevallen in het dorp’. En misschien zelfs twee, dat wist men niet zeker. J